Vervoeging van brocheren

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik brocheer
  • jij brocheert
  • hij/zij/het brocheert
  • wij brocheren
  • jullie brocheren
  • zij brocheren

Indicativo presente

  • yo encuaderno
  • encuadernas
  • él/ella encuaderna
  • nosotros encuadernamos
  • vosotros encuadernáis
  • ellos/ellas encuadernan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik brocheerde
  • jij brocheerde
  • hij/zij/het brocheerde
  • wij brocheerden
  • jullie brocheerden
  • zij brocheerden

Indefinido

  • yo encuaderné
  • encuadernaste
  • él/ella encuadernó
  • nosotros encuadernamos
  • vosotros encuadernasteis
  • ellos/ellas encuadernaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gebrocheerd
  • jij hebt gebrocheerd
  • hij/zij/het heeft gebrocheerd
  • wij hebben gebrocheerd
  • jullie hebben gebrocheerd
  • zij hebben gebrocheerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he encuadernado
  • has encuadernado
  • él/ella ha encuadernado
  • nosotros hemos encuadernado
  • vosotros habéis encuadernado
  • ellos/ellas han encuadernado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gebrocheerd
  • jij had gebrocheerd
  • hij/zij/het had gebrocheerd
  • wij hadden gebrocheerd
  • jullie hadden gebrocheerd
  • zij hadden gebrocheerd

Pluscuamperfecto

  • yo había encuadernado
  • habías encuadernado
  • él/ella había encuadernado
  • nosotros habíamos encuadernado
  • vosotros habíais encuadernado
  • ellos/ellas habían encuadernado

Toekomende tijd I

  • ik zal brocheren
  • jij zult brocheren
  • hij/zij/het zal brocheren
  • wij zullen brocheren
  • jullie zullen brocheren
  • zij zullen brocheren

Futuro I

  • yo encuadernaré
  • encuadernarás
  • él/ella encuadernará
  • nosotros encuadernaremos
  • vosotros encuadernaréis
  • ellos/ellas encuadernarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gebrocheerd hebben
  • jij zult gebrocheerd hebben
  • hij/zij/het zal gebrocheerd hebben
  • wij zullen gebrocheerd hebben
  • jullie zullen gebrocheerd hebben
  • zij zullen gebrocheerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré encuadernado
  • habrás encuadernado
  • él/ella habrá encuadernado
  • nosotros habremos encuadernado
  • vosotros habréis encuadernado
  • ellos/ellas habrán encuadernado

Conditionalis I

  • ik zou brocheren
  • jij zou brocheren
  • hij/zij/het zou brocheren
  • wij zouden brocheren
  • jullie zouden brocheren
  • zij zouden brocheren

Condicional

  • yo encuadernaría
  • encuadernarías
  • él/ella encuadernaría
  • nosotros encuadernaríamos
  • vosotros encuadernaríais
  • ellos/ellas encuadernarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gebrocheerd
  • jij zou hebben gebrocheerd
  • hij/zij/het zou hebben gebrocheerd
  • wij zouden hebben gebrocheerd
  • jullie zouden hebben gebrocheerd
  • zij zouden hebben gebrocheerd

Condicional perfecto

  • yo habría encuadernado
  • habrías encuadernado
  • él/ella habría encuadernado
  • nosotros habríamos encuadernado
  • vosotros habríais encuadernado
  • ellos/ellas habrían encuadernado

Imperatief

  • jij brocheer
  • jullie brocheert

Imperativo presente

  • encuaderna
  • vosotros encuadernad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van brocheren