Vervoeging van buccaneer

Engels

Nederlands

Present

  • I buccaneer
  • you buccaneer
  • he/she/it buccaneers
  • we buccaneer
  • you buccaneer
  • they buccaneer

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vrijbuit
  • jij vrijbuit
  • hij/zij/het vrijbuit
  • wij vrijbuiten
  • jullie vrijbuiten
  • zij vrijbuiten

Simple past

  • I buccaneered
  • you buccaneered
  • he/she/it buccaneered
  • we buccaneered
  • you buccaneered
  • they buccaneered

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vrijbuitte
  • jij vrijbuitte
  • hij/zij/het vrijbuitte
  • wij vrijbuitten
  • jullie vrijbuitten
  • zij vrijbuitten

Present perfect

  • I have buccaneered
  • you have buccaneered
  • he/she/it has buccaneered
  • we have buccaneered
  • you have buccaneered
  • they have buccaneered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gevrijbuit
  • jij hebt gevrijbuit
  • hij/zij/het heeft gevrijbuit
  • wij hebben gevrijbuit
  • jullie hebben gevrijbuit
  • zij hebben gevrijbuit

Past perfect

  • I had buccaneered
  • you had buccaneered
  • he/she/it had buccaneered
  • we had buccaneered
  • you had buccaneered
  • they had buccaneered

Voltooid verleden tijd

  • ik had gevrijbuit
  • jij had gevrijbuit
  • hij/zij/het had gevrijbuit
  • wij hadden gevrijbuit
  • jullie hadden gevrijbuit
  • zij hadden gevrijbuit

Future

  • I will buccaneer
  • you will buccaneer
  • he/she/it will buccaneer
  • we will buccaneer
  • you will buccaneer
  • they will buccaneer

Toekomende tijd I

  • ik zal vrijbuiten
  • jij zult vrijbuiten
  • hij/zij/het zal vrijbuiten
  • wij zullen vrijbuiten
  • jullie zullen vrijbuiten
  • zij zullen vrijbuiten

Future perfect

  • I will have buccaneered
  • you will have buccaneered
  • he/she/it will have buccaneered
  • we will have buccaneered
  • you will have buccaneered
  • they will have buccaneered

Toekomende tijd II

  • ik zal gevrijbuit hebben
  • jij zult gevrijbuit hebben
  • hij/zij/het zal gevrijbuit hebben
  • wij zullen gevrijbuit hebben
  • jullie zullen gevrijbuit hebben
  • zij zullen gevrijbuit hebben

Conditional present

  • I would buccaneer
  • you would buccaneer
  • he/she/it would buccaneer
  • we would buccaneer
  • you would buccaneer
  • they would buccaneer

Conditionalis I

  • ik zou vrijbuiten
  • jij zou vrijbuiten
  • hij/zij/het zou vrijbuiten
  • wij zouden vrijbuiten
  • jullie zouden vrijbuiten
  • zij zouden vrijbuiten

Conditional perfect

  • I would have buccaneered
  • you would have buccaneered
  • he/she/it would have buccaneered
  • we would have buccaneered
  • you would have buccaneered
  • they would have buccaneered

Conditionalis II

  • ik zou hebben gevrijbuit
  • jij zou hebben gevrijbuit
  • hij/zij/het zou hebben gevrijbuit
  • wij zouden hebben gevrijbuit
  • jullie zouden hebben gevrijbuit
  • zij zouden hebben gevrijbuit

Imperative

  • you buccaneer
  • you buccaneer

Imperatief

  • jij vrijbuit
  • jullie vrijbuit

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van buccaneer