Vervoeging van call
Onbepaalde wijs (infinitief): to call
49 alternatieve vertalingen
- aanbellen
- aangaan
- aanlopen
- aanroepen
- aanschellen
- aanwippen
- afkomen
- afroepen
- afroffelen
- bellen
- benoemen
- beroepen
- bezoeken
- bieden
- bijeenroepen
- binnenwippen
- bleren
- convoceren
- draaien
- gieren
- heten
- joelen
- konvoceren
- langsgaan
- langskomen
- langslopen
- noemen
- opbellen
- oproepen
- opzoeken
- orakelen
- passeren
- praaien
- profeteren
- ringen
- roepen
- roffelen
- schellen
- schreeuwen
- tamboeren
- tamboereren
- telefoneren
- trommelen
- uitschrijven
- vernoemen
- voorspellen
- voorzeggen
- vragen
- wegroepen
Engels
Nederlands
Present
- I call
- you call
- he/she/it calls
- we call
- you call
- they call
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik roep om
- jij roept om
- hij/zij/het roept om
- wij roepen om
- jullie roepen om
- zij roepen om
Simple past
- I called
- you called
- he/she/it called
- we called
- you called
- they called
Onvoltooid verleden tijd
- ik riep om
- jij riep om
- hij/zij/het riep om
- wij riepen om
- jullie riepen om
- zij riepen om
Present perfect
- I have called
- you have called
- he/she/it has called
- we have called
- you have called
- they have called
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omgeroepen
- jij hebt omgeroepen
- hij/zij/het heeft omgeroepen
- wij hebben omgeroepen
- jullie hebben omgeroepen
- zij hebben omgeroepen
Past perfect
- I had called
- you had called
- he/she/it had called
- we had called
- you had called
- they had called
Voltooid verleden tijd
- ik had omgeroepen
- jij had omgeroepen
- hij/zij/het had omgeroepen
- wij hadden omgeroepen
- jullie hadden omgeroepen
- zij hadden omgeroepen
Future
- I will call
- you will call
- he/she/it will call
- we will call
- you will call
- they will call
Toekomende tijd I
- ik zal omroepen
- jij zult omroepen
- hij/zij/het zal omroepen
- wij zullen omroepen
- jullie zullen omroepen
- zij zullen omroepen
Future perfect
- I will have called
- you will have called
- he/she/it will have called
- we will have called
- you will have called
- they will have called
Toekomende tijd II
- ik zal omgeroepen hebben
- jij zult omgeroepen hebben
- hij/zij/het zal omgeroepen hebben
- wij zullen omgeroepen hebben
- jullie zullen omgeroepen hebben
- zij zullen omgeroepen hebben
Conditional present
- I would call
- you would call
- he/she/it would call
- we would call
- you would call
- they would call
Conditionalis I
- ik zou omroepen
- jij zou omroepen
- hij/zij/het zou omroepen
- wij zouden omroepen
- jullie zouden omroepen
- zij zouden omroepen
Conditional perfect
- I would have called
- you would have called
- he/she/it would have called
- we would have called
- you would have called
- they would have called
Conditionalis II
- ik zou hebben omgeroepen
- jij zou hebben omgeroepen
- hij/zij/het zou hebben omgeroepen
- wij zouden hebben omgeroepen
- jullie zouden hebben omgeroepen
- zij zouden hebben omgeroepen
Imperative
- you call
- you call
Imperatief
- jij roep om
- jullie roept om