Vervoeging van centraliseren
Onbepaalde wijs (infinitief): centraliseren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik centraliseer
- jij centraliseert
- hij/zij/het centraliseert
- wij centraliseren
- jullie centraliseren
- zij centraliseren
Präsens Indikativ
- ich zentriere
- du zentrierst
- er/sie/es zentriert
- wir zentrieren
- ihr zentriert
- sie zentrieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik centraliseerde
- jij centraliseerde
- hij/zij/het centraliseerde
- wij centraliseerden
- jullie centraliseerden
- zij centraliseerden
Präteritum Indikativ
- ich zentrierte
- du zentriertest
- er/sie/es zentrierte
- wir zentrierten
- ihr zentriertet
- sie zentrierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecentraliseerd
- jij hebt gecentraliseerd
- hij/zij/het heeft gecentraliseerd
- wij hebben gecentraliseerd
- jullie hebben gecentraliseerd
- zij hebben gecentraliseerd
Perfekt Indikativ
- ich habe zentriert
- du hast zentriert
- er/sie/es hat zentriert
- wir haben zentriert
- ihr habt zentriert
- sie haben zentriert
Voltooid verleden tijd
- ik had gecentraliseerd
- jij had gecentraliseerd
- hij/zij/het had gecentraliseerd
- wij hadden gecentraliseerd
- jullie hadden gecentraliseerd
- zij hadden gecentraliseerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte zentriert
- du hattest zentriert
- er/sie/es hatte zentriert
- wir hatten zentriert
- ihr hattet zentriert
- sie hatten zentriert
Toekomende tijd I
- ik zal centraliseren
- jij zult centraliseren
- hij/zij/het zal centraliseren
- wij zullen centraliseren
- jullie zullen centraliseren
- zij zullen centraliseren
Futur I Indikativ
- ich werde zentrieren
- du wirst zentrieren
- er/sie/es wird zentrieren
- wir werden zentrieren
- ihr werdet zentrieren
- sie werden zentrieren
Toekomende tijd II
- ik zal gecentraliseerd hebben
- jij zult gecentraliseerd hebben
- hij/zij/het zal gecentraliseerd hebben
- wij zullen gecentraliseerd hebben
- jullie zullen gecentraliseerd hebben
- zij zullen gecentraliseerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde zentriert haben
- du wirst zentriert haben
- er/sie/es wird zentriert haben
- wir werden zentriert haben
- ihr werdet zentriert haben
- sie werden zentriert haben
Conditionalis I
- ik zou centraliseren
- jij zou centraliseren
- hij/zij/het zou centraliseren
- wij zouden centraliseren
- jullie zouden centraliseren
- zij zouden centraliseren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde zentrieren
- du würdest zentrieren
- er/sie/es würde zentrieren
- wir würden zentrieren
- ihr würdet zentrieren
- sie würden zentrieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gecentraliseerd
- jij zou hebben gecentraliseerd
- hij/zij/het zou hebben gecentraliseerd
- wij zouden hebben gecentraliseerd
- jullie zouden hebben gecentraliseerd
- zij zouden hebben gecentraliseerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde zentriert haben
- du würdest zentriert haben
- er/sie/es würde zentriert haben
- wir würden zentriert haben
- ihr würdet zentriert haben
- sie würden zentriert haben
Imperatief
- jij centraliseer
- jullie centraliseert
Imperativ
- du zentriere
- ihr zentriert