Vervoeging van certify

Engels

Nederlands

Present

  • I certify
  • you certify
  • he/she/it certifies
  • we certify
  • you certify
  • they certify

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik manifesteer
  • jij manifesteert
  • hij/zij/het manifesteert
  • wij manifesteren
  • jullie manifesteren
  • zij manifesteren

Simple past

  • I certified
  • you certified
  • he/she/it certified
  • we certified
  • you certified
  • they certified

Onvoltooid verleden tijd

  • ik manifesteerde
  • jij manifesteerde
  • hij/zij/het manifesteerde
  • wij manifesteerden
  • jullie manifesteerden
  • zij manifesteerden

Present perfect

  • I have certified
  • you have certified
  • he/she/it has certified
  • we have certified
  • you have certified
  • they have certified

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemanifesteerd
  • jij hebt gemanifesteerd
  • hij/zij/het heeft gemanifesteerd
  • wij hebben gemanifesteerd
  • jullie hebben gemanifesteerd
  • zij hebben gemanifesteerd

Past perfect

  • I had certified
  • you had certified
  • he/she/it had certified
  • we had certified
  • you had certified
  • they had certified

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemanifesteerd
  • jij had gemanifesteerd
  • hij/zij/het had gemanifesteerd
  • wij hadden gemanifesteerd
  • jullie hadden gemanifesteerd
  • zij hadden gemanifesteerd

Future

  • I will certify
  • you will certify
  • he/she/it will certify
  • we will certify
  • you will certify
  • they will certify

Toekomende tijd I

  • ik zal manifesteren
  • jij zult manifesteren
  • hij/zij/het zal manifesteren
  • wij zullen manifesteren
  • jullie zullen manifesteren
  • zij zullen manifesteren

Future perfect

  • I will have certified
  • you will have certified
  • he/she/it will have certified
  • we will have certified
  • you will have certified
  • they will have certified

Toekomende tijd II

  • ik zal gemanifesteerd hebben
  • jij zult gemanifesteerd hebben
  • hij/zij/het zal gemanifesteerd hebben
  • wij zullen gemanifesteerd hebben
  • jullie zullen gemanifesteerd hebben
  • zij zullen gemanifesteerd hebben

Conditional present

  • I would certify
  • you would certify
  • he/she/it would certify
  • we would certify
  • you would certify
  • they would certify

Conditionalis I

  • ik zou manifesteren
  • jij zou manifesteren
  • hij/zij/het zou manifesteren
  • wij zouden manifesteren
  • jullie zouden manifesteren
  • zij zouden manifesteren

Conditional perfect

  • I would have certified
  • you would have certified
  • he/she/it would have certified
  • we would have certified
  • you would have certified
  • they would have certified

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemanifesteerd
  • jij zou hebben gemanifesteerd
  • hij/zij/het zou hebben gemanifesteerd
  • wij zouden hebben gemanifesteerd
  • jullie zouden hebben gemanifesteerd
  • zij zouden hebben gemanifesteerd

Imperative

  • you certify
  • you certify

Imperatief

  • jij manifesteer
  • jullie manifesteert

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van certify