Vervoeging van cherish

Engels

Nederlands

Present

  • I cherish
  • you cherish
  • he/she/it cherishes
  • we cherish
  • you cherish
  • they cherish

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik koester
  • jij koestert
  • hij/zij/het koestert
  • wij koesteren
  • jullie koesteren
  • zij koesteren

Simple past

  • I cherished
  • you cherished
  • he/she/it cherished
  • we cherished
  • you cherished
  • they cherished

Onvoltooid verleden tijd

  • ik koesterde
  • jij koesterde
  • hij/zij/het koesterde
  • wij koesterden
  • jullie koesterden
  • zij koesterden

Present perfect

  • I have cherished
  • you have cherished
  • he/she/it has cherished
  • we have cherished
  • you have cherished
  • they have cherished

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekoesterd
  • jij hebt gekoesterd
  • hij/zij/het heeft gekoesterd
  • wij hebben gekoesterd
  • jullie hebben gekoesterd
  • zij hebben gekoesterd

Past perfect

  • I had cherished
  • you had cherished
  • he/she/it had cherished
  • we had cherished
  • you had cherished
  • they had cherished

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekoesterd
  • jij had gekoesterd
  • hij/zij/het had gekoesterd
  • wij hadden gekoesterd
  • jullie hadden gekoesterd
  • zij hadden gekoesterd

Future

  • I will cherish
  • you will cherish
  • he/she/it will cherish
  • we will cherish
  • you will cherish
  • they will cherish

Toekomende tijd I

  • ik zal koesteren
  • jij zult koesteren
  • hij/zij/het zal koesteren
  • wij zullen koesteren
  • jullie zullen koesteren
  • zij zullen koesteren

Future perfect

  • I will have cherished
  • you will have cherished
  • he/she/it will have cherished
  • we will have cherished
  • you will have cherished
  • they will have cherished

Toekomende tijd II

  • ik zal gekoesterd hebben
  • jij zult gekoesterd hebben
  • hij/zij/het zal gekoesterd hebben
  • wij zullen gekoesterd hebben
  • jullie zullen gekoesterd hebben
  • zij zullen gekoesterd hebben

Conditional present

  • I would cherish
  • you would cherish
  • he/she/it would cherish
  • we would cherish
  • you would cherish
  • they would cherish

Conditionalis I

  • ik zou koesteren
  • jij zou koesteren
  • hij/zij/het zou koesteren
  • wij zouden koesteren
  • jullie zouden koesteren
  • zij zouden koesteren

Conditional perfect

  • I would have cherished
  • you would have cherished
  • he/she/it would have cherished
  • we would have cherished
  • you would have cherished
  • they would have cherished

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekoesterd
  • jij zou hebben gekoesterd
  • hij/zij/het zou hebben gekoesterd
  • wij zouden hebben gekoesterd
  • jullie zouden hebben gekoesterd
  • zij zouden hebben gekoesterd

Imperative

  • you cherish
  • you cherish

Imperatief

  • jij koester
  • jullie koestert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van cherish