Vervoeging van circuleren
Onbepaalde wijs (infinitief): circuleren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het circuleert
- zij circuleren
Present
- he/she/it broadcasts
- they broadcast
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het circuleerde
- zij circuleerden
Simple past
- he/she/it broadcast
- they broadcast
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gecirculeerd
- zij hebben gecirculeerd
Present perfect
- he/she/it has broadcast
- they have broadcast
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gecirculeerd
- zij hadden gecirculeerd
Past perfect
- he/she/it had broadcast
- they had broadcast
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal circuleren
- zij zult circuleren
Future
- he/she/it will broadcast
- they will broadcast
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gecirculeerd hebben
- zij zult gecirculeerd hebben
Future perfect
- he/she/it will have broadcast
- they will have broadcast
Conditionalis I
- hij/zij/het zal circuleren
- zij zullen circuleren
Conditional present
- he/she/it would broadcast
- they would broadcast
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gecirculeerd
- zij zullen hebben gecirculeerd
Conditional perfect
- he/she/it would have broadcast
- they would have broadcast