Vervoeging van compenseren

Onbepaalde wijs (infinitief): compenseren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik compenseer
  • jij compenseert
  • hij/zij/het compenseert
  • wij compenseren
  • jullie compenseren
  • zij compenseren

Präsens Indikativ

  • ich ersetze
  • du ersetzt
  • er/sie/es ersetzt
  • wir ersetzen
  • ihr ersetzt
  • sie ersetzen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik compenseerde
  • jij compenseerde
  • hij/zij/het compenseerde
  • wij compenseerden
  • jullie compenseerden
  • zij compenseerden

Präteritum Indikativ

  • ich ersetzte
  • du ersetztest
  • er/sie/es ersetzte
  • wir ersetzten
  • ihr ersetztet
  • sie ersetzten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gecompenseerd
  • jij hebt gecompenseerd
  • hij/zij/het heeft gecompenseerd
  • wij hebben gecompenseerd
  • jullie hebben gecompenseerd
  • zij hebben gecompenseerd

Perfekt Indikativ

  • ich habe ersetzt
  • du hast ersetzt
  • er/sie/es hat ersetzt
  • wir haben ersetzt
  • ihr habt ersetzt
  • sie haben ersetzt

Voltooid verleden tijd

  • ik had gecompenseerd
  • jij had gecompenseerd
  • hij/zij/het had gecompenseerd
  • wij hadden gecompenseerd
  • jullie hadden gecompenseerd
  • zij hadden gecompenseerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte ersetzt
  • du hattest ersetzt
  • er/sie/es hatte ersetzt
  • wir hatten ersetzt
  • ihr hattet ersetzt
  • sie hatten ersetzt

Toekomende tijd I

  • ik zal compenseren
  • jij zult compenseren
  • hij/zij/het zal compenseren
  • wij zullen compenseren
  • jullie zullen compenseren
  • zij zullen compenseren

Futur I Indikativ

  • ich werde ersetzen
  • du wirst ersetzen
  • er/sie/es wird ersetzen
  • wir werden ersetzen
  • ihr werdet ersetzen
  • sie werden ersetzen

Toekomende tijd II

  • ik zal gecompenseerd hebben
  • jij zult gecompenseerd hebben
  • hij/zij/het zal gecompenseerd hebben
  • wij zullen gecompenseerd hebben
  • jullie zullen gecompenseerd hebben
  • zij zullen gecompenseerd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde ersetzt haben
  • du wirst ersetzt haben
  • er/sie/es wird ersetzt haben
  • wir werden ersetzt haben
  • ihr werdet ersetzt haben
  • sie werden ersetzt haben

Conditionalis I

  • ik zou compenseren
  • jij zou compenseren
  • hij/zij/het zou compenseren
  • wij zouden compenseren
  • jullie zouden compenseren
  • zij zouden compenseren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde ersetzen
  • du würdest ersetzen
  • er/sie/es würde ersetzen
  • wir würden ersetzen
  • ihr würdet ersetzen
  • sie würden ersetzen

Conditionalis II

  • ik zou hebben gecompenseerd
  • jij zou hebben gecompenseerd
  • hij/zij/het zou hebben gecompenseerd
  • wij zouden hebben gecompenseerd
  • jullie zouden hebben gecompenseerd
  • zij zouden hebben gecompenseerd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde ersetzt haben
  • du würdest ersetzt haben
  • er/sie/es würde ersetzt haben
  • wir würden ersetzt haben
  • ihr würdet ersetzt haben
  • sie würden ersetzt haben

Imperatief

  • jij compenseer
  • jullie compenseert

Imperativ

  • du ersetz(e)
  • ihr ersetzt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van compenseren