Vervoeging van concede

Engels

Nederlands

Present

  • I concede
  • you concede
  • he/she/it concedes
  • we concede
  • you concede
  • they concede

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik voteer
  • jij voteert
  • hij/zij/het voteert
  • wij voteren
  • jullie voteren
  • zij voteren

Simple past

  • I conceded
  • you conceded
  • he/she/it conceded
  • we conceded
  • you conceded
  • they conceded

Onvoltooid verleden tijd

  • ik voteerde
  • jij voteerde
  • hij/zij/het voteerde
  • wij voteerden
  • jullie voteerden
  • zij voteerden

Present perfect

  • I have conceded
  • you have conceded
  • he/she/it has conceded
  • we have conceded
  • you have conceded
  • they have conceded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gevoteerd
  • jij hebt gevoteerd
  • hij/zij/het heeft gevoteerd
  • wij hebben gevoteerd
  • jullie hebben gevoteerd
  • zij hebben gevoteerd

Past perfect

  • I had conceded
  • you had conceded
  • he/she/it had conceded
  • we had conceded
  • you had conceded
  • they had conceded

Voltooid verleden tijd

  • ik had gevoteerd
  • jij had gevoteerd
  • hij/zij/het had gevoteerd
  • wij hadden gevoteerd
  • jullie hadden gevoteerd
  • zij hadden gevoteerd

Future

  • I will concede
  • you will concede
  • he/she/it will concede
  • we will concede
  • you will concede
  • they will concede

Toekomende tijd I

  • ik zal voteren
  • jij zult voteren
  • hij/zij/het zal voteren
  • wij zullen voteren
  • jullie zullen voteren
  • zij zullen voteren

Future perfect

  • I will have conceded
  • you will have conceded
  • he/she/it will have conceded
  • we will have conceded
  • you will have conceded
  • they will have conceded

Toekomende tijd II

  • ik zal gevoteerd hebben
  • jij zult gevoteerd hebben
  • hij/zij/het zal gevoteerd hebben
  • wij zullen gevoteerd hebben
  • jullie zullen gevoteerd hebben
  • zij zullen gevoteerd hebben

Conditional present

  • I would concede
  • you would concede
  • he/she/it would concede
  • we would concede
  • you would concede
  • they would concede

Conditionalis I

  • ik zou voteren
  • jij zou voteren
  • hij/zij/het zou voteren
  • wij zouden voteren
  • jullie zouden voteren
  • zij zouden voteren

Conditional perfect

  • I would have conceded
  • you would have conceded
  • he/she/it would have conceded
  • we would have conceded
  • you would have conceded
  • they would have conceded

Conditionalis II

  • ik zou hebben gevoteerd
  • jij zou hebben gevoteerd
  • hij/zij/het zou hebben gevoteerd
  • wij zouden hebben gevoteerd
  • jullie zouden hebben gevoteerd
  • zij zouden hebben gevoteerd

Imperative

  • you concede
  • you concede

Imperatief

  • jij voteer
  • jullie voteert

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van concede