Vervoeging van concentrate

Onbepaalde wijs (infinitief): to concentrate

Engels

Nederlands

Present

  • I concentrate
  • you concentrate
  • he/she/it concentrates
  • we concentrate
  • you concentrate
  • they concentrate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik leg droog
  • jij legt droog
  • hij/zij/het legt droog
  • wij leggen droog
  • jullie leggen droog
  • zij leggen droog

Simple past

  • I concentrated
  • you concentrated
  • he/she/it concentrated
  • we concentrated
  • you concentrated
  • they concentrated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik legde droog
  • jij legde droog
  • hij/zij/het legde droog
  • wij legden droog
  • jullie legden droog
  • zij legden droog

Present perfect

  • I have concentrated
  • you have concentrated
  • he/she/it has concentrated
  • we have concentrated
  • you have concentrated
  • they have concentrated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb drooggelegd
  • jij hebt drooggelegd
  • hij/zij/het heeft drooggelegd
  • wij hebben drooggelegd
  • jullie hebben drooggelegd
  • zij hebben drooggelegd

Past perfect

  • I had concentrated
  • you had concentrated
  • he/she/it had concentrated
  • we had concentrated
  • you had concentrated
  • they had concentrated

Voltooid verleden tijd

  • ik had drooggelegd
  • jij had drooggelegd
  • hij/zij/het had drooggelegd
  • wij hadden drooggelegd
  • jullie hadden drooggelegd
  • zij hadden drooggelegd

Future

  • I will concentrate
  • you will concentrate
  • he/she/it will concentrate
  • we will concentrate
  • you will concentrate
  • they will concentrate

Toekomende tijd I

  • ik zal droogleggen
  • jij zult droogleggen
  • hij/zij/het zal droogleggen
  • wij zullen droogleggen
  • jullie zullen droogleggen
  • zij zullen droogleggen

Future perfect

  • I will have concentrated
  • you will have concentrated
  • he/she/it will have concentrated
  • we will have concentrated
  • you will have concentrated
  • they will have concentrated

Toekomende tijd II

  • ik zal drooggelegd hebben
  • jij zult drooggelegd hebben
  • hij/zij/het zal drooggelegd hebben
  • wij zullen drooggelegd hebben
  • jullie zullen drooggelegd hebben
  • zij zullen drooggelegd hebben

Conditional present

  • I would concentrate
  • you would concentrate
  • he/she/it would concentrate
  • we would concentrate
  • you would concentrate
  • they would concentrate

Conditionalis I

  • ik zou droogleggen
  • jij zou droogleggen
  • hij/zij/het zou droogleggen
  • wij zouden droogleggen
  • jullie zouden droogleggen
  • zij zouden droogleggen

Conditional perfect

  • I would have concentrated
  • you would have concentrated
  • he/she/it would have concentrated
  • we would have concentrated
  • you would have concentrated
  • they would have concentrated

Conditionalis II

  • ik zou hebben drooggelegd
  • jij zou hebben drooggelegd
  • hij/zij/het zou hebben drooggelegd
  • wij zouden hebben drooggelegd
  • jullie zouden hebben drooggelegd
  • zij zouden hebben drooggelegd

Imperative

  • you concentrate
  • you concentrate

Imperatief

  • jij leg droog
  • jullie legt droog

Verwijzingen

Bekijk 11 definitie(s) van concentrate