Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it concerns
  • they concern

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het belangt aan
  • zij belangen aan

Simple past

  • he/she/it concerned
  • they concerned

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het belangde aan
  • zij belangden aan

Present perfect

  • he/she/it has concerned
  • they have concerned

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft aanbelangd
  • zij hebben aanbelangd

Past perfect

  • he/she/it had concerned
  • they had concerned

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had aanbelangd
  • zij hadden aanbelangd

Future

  • he/she/it will concern
  • they will concern

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal aanbelangen
  • zij zult aanbelangen

Future perfect

  • he/she/it will have concerned
  • they will have concerned

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal aanbelangd hebben
  • zij zult aanbelangd hebben

Conditional present

  • he/she/it would concern
  • they would concern

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal aanbelangen
  • zij zullen aanbelangen

Conditional perfect

  • he/she/it would have concerned
  • they would have concerned

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben aanbelangd
  • zij zullen hebben aanbelangd

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van concern