Vervoeging van cope
Onbepaalde wijs (infinitief): to cope
Engels
Nederlands
Present
- I cope
- you cope
- he/she/it copes
- we cope
- you cope
- they cope
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sta uit
- jij staat uit
- hij/zij/het staat uit
- wij staan uit
- jullie staan uit
- zij staan uit
Simple past
- I coped
- you coped
- he/she/it coped
- we coped
- you coped
- they coped
Onvoltooid verleden tijd
- ik stond uit
- jij stond uit
- hij/zij/het stond uit
- wij stonden uit
- jullie stonden uit
- zij stonden uit
Present perfect
- I have coped
- you have coped
- he/she/it has coped
- we have coped
- you have coped
- they have coped
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgestaan
- jij hebt uitgestaan
- hij/zij/het heeft uitgestaan
- wij hebben uitgestaan
- jullie hebben uitgestaan
- zij hebben uitgestaan
Past perfect
- I had coped
- you had coped
- he/she/it had coped
- we had coped
- you had coped
- they had coped
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgestaan
- jij had uitgestaan
- hij/zij/het had uitgestaan
- wij hadden uitgestaan
- jullie hadden uitgestaan
- zij hadden uitgestaan
Future
- I will cope
- you will cope
- he/she/it will cope
- we will cope
- you will cope
- they will cope
Toekomende tijd I
- ik zal uitstaan
- jij zult uitstaan
- hij/zij/het zal uitstaan
- wij zullen uitstaan
- jullie zullen uitstaan
- zij zullen uitstaan
Future perfect
- I will have coped
- you will have coped
- he/she/it will have coped
- we will have coped
- you will have coped
- they will have coped
Toekomende tijd II
- ik zal uitgestaan hebben
- jij zult uitgestaan hebben
- hij/zij/het zal uitgestaan hebben
- wij zullen uitgestaan hebben
- jullie zullen uitgestaan hebben
- zij zullen uitgestaan hebben
Conditional present
- I would cope
- you would cope
- he/she/it would cope
- we would cope
- you would cope
- they would cope
Conditionalis I
- ik zou uitstaan
- jij zou uitstaan
- hij/zij/het zou uitstaan
- wij zouden uitstaan
- jullie zouden uitstaan
- zij zouden uitstaan
Conditional perfect
- I would have coped
- you would have coped
- he/she/it would have coped
- we would have coped
- you would have coped
- they would have coped
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgestaan
- jij zou hebben uitgestaan
- hij/zij/het zou hebben uitgestaan
- wij zouden hebben uitgestaan
- jullie zouden hebben uitgestaan
- zij zouden hebben uitgestaan
Imperative
- you cope
- you cope
Imperatief
- jij sta uit
- jullie staat uit