Engels

Nederlands

Present

  • I copy
  • you copy
  • he/she/it copies
  • we copy
  • you copy
  • they copy

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik dupliceer
  • jij dupliceert
  • hij/zij/het dupliceert
  • wij dupliceren
  • jullie dupliceren
  • zij dupliceren

Simple past

  • I copied
  • you copied
  • he/she/it copied
  • we copied
  • you copied
  • they copied

Onvoltooid verleden tijd

  • ik dupliceerde
  • jij dupliceerde
  • hij/zij/het dupliceerde
  • wij dupliceerden
  • jullie dupliceerden
  • zij dupliceerden

Present perfect

  • I have copied
  • you have copied
  • he/she/it has copied
  • we have copied
  • you have copied
  • they have copied

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedupliceerd
  • jij hebt gedupliceerd
  • hij/zij/het heeft gedupliceerd
  • wij hebben gedupliceerd
  • jullie hebben gedupliceerd
  • zij hebben gedupliceerd

Past perfect

  • I had copied
  • you had copied
  • he/she/it had copied
  • we had copied
  • you had copied
  • they had copied

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedupliceerd
  • jij had gedupliceerd
  • hij/zij/het had gedupliceerd
  • wij hadden gedupliceerd
  • jullie hadden gedupliceerd
  • zij hadden gedupliceerd

Future

  • I will copy
  • you will copy
  • he/she/it will copy
  • we will copy
  • you will copy
  • they will copy

Toekomende tijd I

  • ik zal dupliceren
  • jij zult dupliceren
  • hij/zij/het zal dupliceren
  • wij zullen dupliceren
  • jullie zullen dupliceren
  • zij zullen dupliceren

Future perfect

  • I will have copied
  • you will have copied
  • he/she/it will have copied
  • we will have copied
  • you will have copied
  • they will have copied

Toekomende tijd II

  • ik zal gedupliceerd hebben
  • jij zult gedupliceerd hebben
  • hij/zij/het zal gedupliceerd hebben
  • wij zullen gedupliceerd hebben
  • jullie zullen gedupliceerd hebben
  • zij zullen gedupliceerd hebben

Conditional present

  • I would copy
  • you would copy
  • he/she/it would copy
  • we would copy
  • you would copy
  • they would copy

Conditionalis I

  • ik zou dupliceren
  • jij zou dupliceren
  • hij/zij/het zou dupliceren
  • wij zouden dupliceren
  • jullie zouden dupliceren
  • zij zouden dupliceren

Conditional perfect

  • I would have copied
  • you would have copied
  • he/she/it would have copied
  • we would have copied
  • you would have copied
  • they would have copied

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedupliceerd
  • jij zou hebben gedupliceerd
  • hij/zij/het zou hebben gedupliceerd
  • wij zouden hebben gedupliceerd
  • jullie zouden hebben gedupliceerd
  • zij zouden hebben gedupliceerd

Imperative

  • you copy
  • you copy

Imperatief

  • jij dupliceer
  • jullie dupliceert

Verwijzingen

Bekijk 11 definitie(s) van copy