Vervoeging van damasceren

Onbepaalde wijs (infinitief): damasceren

Vertaling: damasquinar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik damasceer
  • jij damasceert
  • hij/zij/het damasceert
  • wij damasceren
  • jullie damasceren
  • zij damasceren

Indicativo presente

  • yo damasquino
  • damasquinas
  • él/ella damasquina
  • nosotros damasquinamos
  • vosotros damasquináis
  • ellos/ellas damasquinan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik damasceerde
  • jij damasceerde
  • hij/zij/het damasceerde
  • wij damasceerden
  • jullie damasceerden
  • zij damasceerden

Indefinido

  • yo damasquiné
  • damasquinaste
  • él/ella damasquinó
  • nosotros damasquinamos
  • vosotros damasquinasteis
  • ellos/ellas damasquinaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedamasceerd
  • jij hebt gedamasceerd
  • hij/zij/het heeft gedamasceerd
  • wij hebben gedamasceerd
  • jullie hebben gedamasceerd
  • zij hebben gedamasceerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he damasquinado
  • has damasquinado
  • él/ella ha damasquinado
  • nosotros hemos damasquinado
  • vosotros habéis damasquinado
  • ellos/ellas han damasquinado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedamasceerd
  • jij had gedamasceerd
  • hij/zij/het had gedamasceerd
  • wij hadden gedamasceerd
  • jullie hadden gedamasceerd
  • zij hadden gedamasceerd

Pluscuamperfecto

  • yo había damasquinado
  • habías damasquinado
  • él/ella había damasquinado
  • nosotros habíamos damasquinado
  • vosotros habíais damasquinado
  • ellos/ellas habían damasquinado

Toekomende tijd I

  • ik zal damasceren
  • jij zult damasceren
  • hij/zij/het zal damasceren
  • wij zullen damasceren
  • jullie zullen damasceren
  • zij zullen damasceren

Futuro I

  • yo damasquinaré
  • damasquinarás
  • él/ella damasquinará
  • nosotros damasquinaremos
  • vosotros damasquinaréis
  • ellos/ellas damasquinarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gedamasceerd hebben
  • jij zult gedamasceerd hebben
  • hij/zij/het zal gedamasceerd hebben
  • wij zullen gedamasceerd hebben
  • jullie zullen gedamasceerd hebben
  • zij zullen gedamasceerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré damasquinado
  • habrás damasquinado
  • él/ella habrá damasquinado
  • nosotros habremos damasquinado
  • vosotros habréis damasquinado
  • ellos/ellas habrán damasquinado

Conditionalis I

  • ik zou damasceren
  • jij zou damasceren
  • hij/zij/het zou damasceren
  • wij zouden damasceren
  • jullie zouden damasceren
  • zij zouden damasceren

Condicional

  • yo damasquinaría
  • damasquinarías
  • él/ella damasquinaría
  • nosotros damasquinaríamos
  • vosotros damasquinaríais
  • ellos/ellas damasquinarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedamasceerd
  • jij zou hebben gedamasceerd
  • hij/zij/het zou hebben gedamasceerd
  • wij zouden hebben gedamasceerd
  • jullie zouden hebben gedamasceerd
  • zij zouden hebben gedamasceerd

Condicional perfecto

  • yo habría damasquinado
  • habrías damasquinado
  • él/ella habría damasquinado
  • nosotros habríamos damasquinado
  • vosotros habríais damasquinado
  • ellos/ellas habrían damasquinado

Imperatief

  • jij damasceer
  • jullie damasceert

Imperativo presente

  • damasquina
  • vosotros damasquinad