Engels
Nederlands
Present
- I decline
- you decline
- he/she/it declines
- we decline
- you decline
- they decline
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bedank
- jij bedankt
- hij/zij/het bedankt
- wij bedanken
- jullie bedanken
- zij bedanken
Simple past
- I declined
- you declined
- he/she/it declined
- we declined
- you declined
- they declined
Onvoltooid verleden tijd
- ik bedankte
- jij bedankte
- hij/zij/het bedankte
- wij bedankten
- jullie bedankten
- zij bedankten
Present perfect
- I have declined
- you have declined
- he/she/it has declined
- we have declined
- you have declined
- they have declined
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bedankt
- jij hebt bedankt
- hij/zij/het heeft bedankt
- wij hebben bedankt
- jullie hebben bedankt
- zij hebben bedankt
Past perfect
- I had declined
- you had declined
- he/she/it had declined
- we had declined
- you had declined
- they had declined
Voltooid verleden tijd
- ik had bedankt
- jij had bedankt
- hij/zij/het had bedankt
- wij hadden bedankt
- jullie hadden bedankt
- zij hadden bedankt
Future
- I will decline
- you will decline
- he/she/it will decline
- we will decline
- you will decline
- they will decline
Toekomende tijd I
- ik zal bedanken
- jij zult bedanken
- hij/zij/het zal bedanken
- wij zullen bedanken
- jullie zullen bedanken
- zij zullen bedanken
Future perfect
- I will have declined
- you will have declined
- he/she/it will have declined
- we will have declined
- you will have declined
- they will have declined
Toekomende tijd II
- ik zal bedankt hebben
- jij zult bedankt hebben
- hij/zij/het zal bedankt hebben
- wij zullen bedankt hebben
- jullie zullen bedankt hebben
- zij zullen bedankt hebben
Conditional present
- I would decline
- you would decline
- he/she/it would decline
- we would decline
- you would decline
- they would decline
Conditionalis I
- ik zou bedanken
- jij zou bedanken
- hij/zij/het zou bedanken
- wij zouden bedanken
- jullie zouden bedanken
- zij zouden bedanken
Conditional perfect
- I would have declined
- you would have declined
- he/she/it would have declined
- we would have declined
- you would have declined
- they would have declined
Conditionalis II
- ik zou hebben bedankt
- jij zou hebben bedankt
- hij/zij/het zou hebben bedankt
- wij zouden hebben bedankt
- jullie zouden hebben bedankt
- zij zouden hebben bedankt
Imperative
- you decline
- you decline
Imperatief
- jij bedank
- jullie bedankt