Vervoeging van dichtstoppen

Onbepaalde wijs (infinitief): dichtstoppen

Vertaling: to fill

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stop dicht
  • jij stopt dicht
  • hij/zij/het stopt dicht
  • wij stoppen dicht
  • jullie stoppen dicht
  • zij stoppen dicht

Present

  • I fill
  • you fill
  • he/she/it fills
  • we fill
  • you fill
  • they fill

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stopte dicht
  • jij stopte dicht
  • hij/zij/het stopte dicht
  • wij stopten dicht
  • jullie stopten dicht
  • zij stopten dicht

Simple past

  • I filled
  • you filled
  • he/she/it filled
  • we filled
  • you filled
  • they filled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb dichtgestopt
  • jij hebt dichtgestopt
  • hij/zij/het heeft dichtgestopt
  • wij hebben dichtgestopt
  • jullie hebben dichtgestopt
  • zij hebben dichtgestopt

Present perfect

  • I have filled
  • you have filled
  • he/she/it has filled
  • we have filled
  • you have filled
  • they have filled

Voltooid verleden tijd

  • ik had dichtgestopt
  • jij had dichtgestopt
  • hij/zij/het had dichtgestopt
  • wij hadden dichtgestopt
  • jullie hadden dichtgestopt
  • zij hadden dichtgestopt

Past perfect

  • I had filled
  • you had filled
  • he/she/it had filled
  • we had filled
  • you had filled
  • they had filled

Toekomende tijd I

  • ik zal dichtstoppen
  • jij zult dichtstoppen
  • hij/zij/het zal dichtstoppen
  • wij zullen dichtstoppen
  • jullie zullen dichtstoppen
  • zij zullen dichtstoppen

Future

  • I will fill
  • you will fill
  • he/she/it will fill
  • we will fill
  • you will fill
  • they will fill

Toekomende tijd II

  • ik zal dichtgestopt hebben
  • jij zult dichtgestopt hebben
  • hij/zij/het zal dichtgestopt hebben
  • wij zullen dichtgestopt hebben
  • jullie zullen dichtgestopt hebben
  • zij zullen dichtgestopt hebben

Future perfect

  • I will have filled
  • you will have filled
  • he/she/it will have filled
  • we will have filled
  • you will have filled
  • they will have filled

Conditionalis I

  • ik zou dichtstoppen
  • jij zou dichtstoppen
  • hij/zij/het zou dichtstoppen
  • wij zouden dichtstoppen
  • jullie zouden dichtstoppen
  • zij zouden dichtstoppen

Conditional present

  • I would fill
  • you would fill
  • he/she/it would fill
  • we would fill
  • you would fill
  • they would fill

Conditionalis II

  • ik zou hebben dichtgestopt
  • jij zou hebben dichtgestopt
  • hij/zij/het zou hebben dichtgestopt
  • wij zouden hebben dichtgestopt
  • jullie zouden hebben dichtgestopt
  • zij zouden hebben dichtgestopt

Conditional perfect

  • I would have filled
  • you would have filled
  • he/she/it would have filled
  • we would have filled
  • you would have filled
  • they would have filled

Imperatief

  • jij stop dicht
  • jullie stopt dicht

Imperative

  • you fill
  • you fill