Vervoeging van differ
Onbepaalde wijs (infinitief): to differ
Engels
Nederlands
Present
- I differ
- you differ
- he/she/it differs
- we differ
- you differ
- they differ
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontloop
- jij ontloopt
- hij/zij/het ontloopt
- wij ontlopen
- jullie ontlopen
- zij ontlopen
Simple past
- I differed
- you differed
- he/she/it differed
- we differed
- you differed
- they differed
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontliep
- jij ontliep
- hij/zij/het ontliep
- wij ontliepen
- jullie ontliepen
- zij ontliepen
Present perfect
- I have differed
- you have differed
- he/she/it has differed
- we have differed
- you have differed
- they have differed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben ontlopen
- jij bent ontlopen
- hij/zij/het is ontlopen
- wij zijn ontlopen
- jullie zijn ontlopen
- zij zijn ontlopen
Past perfect
- I had differed
- you had differed
- he/she/it had differed
- we had differed
- you had differed
- they had differed
Voltooid verleden tijd
- ik was ontlopen
- jij was ontlopen
- hij/zij/het was ontlopen
- wij waren ontlopen
- jullie waren ontlopen
- zij waren ontlopen
Future
- I will differ
- you will differ
- he/she/it will differ
- we will differ
- you will differ
- they will differ
Toekomende tijd I
- ik zal ontlopen
- jij zult ontlopen
- hij/zij/het zal ontlopen
- wij zullen ontlopen
- jullie zullen ontlopen
- zij zullen ontlopen
Future perfect
- I will have differed
- you will have differed
- he/she/it will have differed
- we will have differed
- you will have differed
- they will have differed
Toekomende tijd II
- ik zal ontlopen zijn
- jij zult ontlopen zijn
- hij/zij/het zal ontlopen zijn
- wij zullen ontlopen zijn
- jullie zullen ontlopen zijn
- zij zullen ontlopen zijn
Conditional present
- I would differ
- you would differ
- he/she/it would differ
- we would differ
- you would differ
- they would differ
Conditionalis I
- ik zou ontlopen
- jij zou ontlopen
- hij/zij/het zou ontlopen
- wij zouden ontlopen
- jullie zouden ontlopen
- zij zouden ontlopen
Conditional perfect
- I would have differed
- you would have differed
- he/she/it would have differed
- we would have differed
- you would have differed
- they would have differed
Conditionalis II
- ik zou zijn ontlopen
- jij zou zijn ontlopen
- hij/zij/het zou zijn ontlopen
- wij zouden zijn ontlopen
- jullie zouden zijn ontlopen
- zij zouden zijn ontlopen
Imperative
- you differ
- you differ
Imperatief
- jij ontloop
- jullie ontloopt