Vervoeging van differ

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it differs
  • they differ

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het loopt uiteen
  • zij lopen uiteen

Simple past

  • he/she/it differed
  • they differed

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het liep uiteen
  • zij liepen uiteen

Present perfect

  • he/she/it has differed
  • they have differed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is uiteengelopen
  • zij zijn uiteengelopen

Past perfect

  • he/she/it had differed
  • they had differed

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was uiteengelopen
  • zij waren uiteengelopen

Future

  • he/she/it will differ
  • they will differ

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal uiteenlopen
  • zij zult uiteenlopen

Future perfect

  • he/she/it will have differed
  • they will have differed

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal uiteengelopen zijn
  • zij zult uiteengelopen zijn

Conditional present

  • he/she/it would differ
  • they would differ

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal uiteenlopen
  • zij zullen uiteenlopen

Conditional perfect

  • he/she/it would have differed
  • they would have differed

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn uiteengelopen
  • zij zullen zijn uiteengelopen

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van differ