Vervoeging van differentiate

Onbepaalde wijs (infinitief): to differentiate

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it differentiates
  • they differentiate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het kentekent
  • zij kentekenen

Simple past

  • he/she/it differentiated
  • they differentiated

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het kentekende
  • zij kentekenden

Present perfect

  • he/she/it has differentiated
  • they have differentiated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gekentekend
  • zij hebben gekentekend

Past perfect

  • he/she/it had differentiated
  • they had differentiated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gekentekend
  • zij hadden gekentekend

Future

  • he/she/it will differentiate
  • they will differentiate

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal kentekenen
  • zij zult kentekenen

Future perfect

  • he/she/it will have differentiated
  • they will have differentiated

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gekentekend hebben
  • zij zult gekentekend hebben

Conditional present

  • he/she/it would differentiate
  • they would differentiate

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal kentekenen
  • zij zullen kentekenen

Conditional perfect

  • he/she/it would have differentiated
  • they would have differentiated

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gekentekend
  • zij zullen hebben gekentekend

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van differentiate