Vervoeging van digest
Onbepaalde wijs (infinitief): to digest
Engels
Nederlands
Present
- I digest
- you digest
- he/she/it digests
- we digest
- you digest
- they digest
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik digereer
- jij digereert
- hij/zij/het digereert
- wij digereren
- jullie digereren
- zij digereren
Simple past
- I digested
- you digested
- he/she/it digested
- we digested
- you digested
- they digested
Onvoltooid verleden tijd
- ik digereerde
- jij digereerde
- hij/zij/het digereerde
- wij digereerden
- jullie digereerden
- zij digereerden
Present perfect
- I have digested
- you have digested
- he/she/it has digested
- we have digested
- you have digested
- they have digested
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedigereerd
- jij hebt gedigereerd
- hij/zij/het heeft gedigereerd
- wij hebben gedigereerd
- jullie hebben gedigereerd
- zij hebben gedigereerd
Past perfect
- I had digested
- you had digested
- he/she/it had digested
- we had digested
- you had digested
- they had digested
Voltooid verleden tijd
- ik had gedigereerd
- jij had gedigereerd
- hij/zij/het had gedigereerd
- wij hadden gedigereerd
- jullie hadden gedigereerd
- zij hadden gedigereerd
Future
- I will digest
- you will digest
- he/she/it will digest
- we will digest
- you will digest
- they will digest
Toekomende tijd I
- ik zal digereren
- jij zult digereren
- hij/zij/het zal digereren
- wij zullen digereren
- jullie zullen digereren
- zij zullen digereren
Future perfect
- I will have digested
- you will have digested
- he/she/it will have digested
- we will have digested
- you will have digested
- they will have digested
Toekomende tijd II
- ik zal gedigereerd hebben
- jij zult gedigereerd hebben
- hij/zij/het zal gedigereerd hebben
- wij zullen gedigereerd hebben
- jullie zullen gedigereerd hebben
- zij zullen gedigereerd hebben
Conditional present
- I would digest
- you would digest
- he/she/it would digest
- we would digest
- you would digest
- they would digest
Conditionalis I
- ik zou digereren
- jij zou digereren
- hij/zij/het zou digereren
- wij zouden digereren
- jullie zouden digereren
- zij zouden digereren
Conditional perfect
- I would have digested
- you would have digested
- he/she/it would have digested
- we would have digested
- you would have digested
- they would have digested
Conditionalis II
- ik zou hebben gedigereerd
- jij zou hebben gedigereerd
- hij/zij/het zou hebben gedigereerd
- wij zouden hebben gedigereerd
- jullie zouden hebben gedigereerd
- zij zouden hebben gedigereerd
Imperative
- you digest
- you digest
Imperatief
- jij digereer
- jullie digereert