Vervoeging van disadvantage

Onbepaalde wijs (infinitief): to disadvantage

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it disadvantages
  • they disadvantage

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het deert
  • zij deren

Simple past

  • he/she/it disadvantaged
  • they disadvantaged

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het deerde
  • zij deerden

Present perfect

  • he/she/it has disadvantaged
  • they have disadvantaged

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gedeerd
  • zij hebben gedeerd

Past perfect

  • he/she/it had disadvantaged
  • they had disadvantaged

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gedeerd
  • zij hadden gedeerd

Future

  • he/she/it will disadvantage
  • they will disadvantage

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal deren
  • zij zult deren

Future perfect

  • he/she/it will have disadvantaged
  • they will have disadvantaged

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gedeerd hebben
  • zij zult gedeerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would disadvantage
  • they would disadvantage

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal deren
  • zij zullen deren

Conditional perfect

  • he/she/it would have disadvantaged
  • they would have disadvantaged

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gedeerd
  • zij zullen hebben gedeerd

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van disadvantage