Engels

Nederlands

Present

  • I draw
  • you draw
  • he/she/it draws
  • we draw
  • you draw
  • they draw

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik loot
  • jij loot
  • hij/zij/het loot
  • wij loten
  • jullie loten
  • zij loten

Simple past

  • I drew
  • you drew
  • he/she/it drew
  • we drew
  • you drew
  • they drew

Onvoltooid verleden tijd

  • ik lootte
  • jij lootte
  • hij/zij/het lootte
  • wij lootten
  • jullie lootten
  • zij lootten

Present perfect

  • I have drawn
  • you have drawn
  • he/she/it has drawn
  • we have drawn
  • you have drawn
  • they have drawn

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geloot
  • jij hebt geloot
  • hij/zij/het heeft geloot
  • wij hebben geloot
  • jullie hebben geloot
  • zij hebben geloot

Past perfect

  • I had drawn
  • you had drawn
  • he/she/it had drawn
  • we had drawn
  • you had drawn
  • they had drawn

Voltooid verleden tijd

  • ik had geloot
  • jij had geloot
  • hij/zij/het had geloot
  • wij hadden geloot
  • jullie hadden geloot
  • zij hadden geloot

Future

  • I will draw
  • you will draw
  • he/she/it will draw
  • we will draw
  • you will draw
  • they will draw

Toekomende tijd I

  • ik zal loten
  • jij zult loten
  • hij/zij/het zal loten
  • wij zullen loten
  • jullie zullen loten
  • zij zullen loten

Future perfect

  • I will have drawn
  • you will have drawn
  • he/she/it will have drawn
  • we will have drawn
  • you will have drawn
  • they will have drawn

Toekomende tijd II

  • ik zal geloot hebben
  • jij zult geloot hebben
  • hij/zij/het zal geloot hebben
  • wij zullen geloot hebben
  • jullie zullen geloot hebben
  • zij zullen geloot hebben

Conditional present

  • I would draw
  • you would draw
  • he/she/it would draw
  • we would draw
  • you would draw
  • they would draw

Conditionalis I

  • ik zou loten
  • jij zou loten
  • hij/zij/het zou loten
  • wij zouden loten
  • jullie zouden loten
  • zij zouden loten

Conditional perfect

  • I would have drawn
  • you would have drawn
  • he/she/it would have drawn
  • we would have drawn
  • you would have drawn
  • they would have drawn

Conditionalis II

  • ik zou hebben geloot
  • jij zou hebben geloot
  • hij/zij/het zou hebben geloot
  • wij zouden hebben geloot
  • jullie zouden hebben geloot
  • zij zouden hebben geloot

Imperative

  • you draw
  • you draw

Imperatief

  • jij loot
  • jullie loot

Verwijzingen

Bekijk 30 definitie(s) van draw