Engels

Nederlands

Present

  • I drift
  • you drift
  • he/she/it drifts
  • we drift
  • you drift
  • they drift

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik drijf
  • jij drijft
  • hij/zij/het drijft
  • wij drijven
  • jullie drijven
  • zij drijven

Simple past

  • I drifted
  • you drifted
  • he/she/it drifted
  • we drifted
  • you drifted
  • they drifted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik dreef
  • jij dreef
  • hij/zij/het dreef
  • wij dreven
  • jullie dreven
  • zij dreven

Present perfect

  • I have drifted
  • you have drifted
  • he/she/it has drifted
  • we have drifted
  • you have drifted
  • they have drifted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedreven
  • jij hebt gedreven
  • hij/zij/het heeft gedreven
  • wij hebben gedreven
  • jullie hebben gedreven
  • zij hebben gedreven

Past perfect

  • I had drifted
  • you had drifted
  • he/she/it had drifted
  • we had drifted
  • you had drifted
  • they had drifted

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedreven
  • jij had gedreven
  • hij/zij/het had gedreven
  • wij hadden gedreven
  • jullie hadden gedreven
  • zij hadden gedreven

Future

  • I will drift
  • you will drift
  • he/she/it will drift
  • we will drift
  • you will drift
  • they will drift

Toekomende tijd I

  • ik zal drijven
  • jij zult drijven
  • hij/zij/het zal drijven
  • wij zullen drijven
  • jullie zullen drijven
  • zij zullen drijven

Future perfect

  • I will have drifted
  • you will have drifted
  • he/she/it will have drifted
  • we will have drifted
  • you will have drifted
  • they will have drifted

Toekomende tijd II

  • ik zal gedreven hebben
  • jij zult gedreven hebben
  • hij/zij/het zal gedreven hebben
  • wij zullen gedreven hebben
  • jullie zullen gedreven hebben
  • zij zullen gedreven hebben

Conditional present

  • I would drift
  • you would drift
  • he/she/it would drift
  • we would drift
  • you would drift
  • they would drift

Conditionalis I

  • ik zou drijven
  • jij zou drijven
  • hij/zij/het zou drijven
  • wij zouden drijven
  • jullie zouden drijven
  • zij zouden drijven

Conditional perfect

  • I would have drifted
  • you would have drifted
  • he/she/it would have drifted
  • we would have drifted
  • you would have drifted
  • they would have drifted

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedreven
  • jij zou hebben gedreven
  • hij/zij/het zou hebben gedreven
  • wij zouden hebben gedreven
  • jullie zouden hebben gedreven
  • zij zouden hebben gedreven

Imperative

  • you drift
  • you drift

Imperatief

  • jij drijf
  • jullie drijft

Verwijzingen

Bekijk 25 definitie(s) van drift