Vervoeging van duivelen

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik duivel
    • jij duivelt
    • hij/zij/het duivelt
    • wij duivelen
    • jullie duivelen
    • zij duivelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik duivelde
    • jij duivelde
    • hij/zij/het duivelde
    • wij duivelden
    • jullie duivelden
    • zij duivelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geduiveld
    • jij hebt geduiveld
    • hij/zij/het heeft geduiveld
    • wij hebben geduiveld
    • jullie hebben geduiveld
    • zij hebben geduiveld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geduiveld
    • jij had geduiveld
    • hij/zij/het had geduiveld
    • wij hadden geduiveld
    • jullie hadden geduiveld
    • zij hadden geduiveld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal duivelen
    • jij zult duivelen
    • hij/zij/het zal duivelen
    • wij zullen duivelen
    • jullie zullen duivelen
    • zij zullen duivelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geduiveld hebben
    • jij zult geduiveld hebben
    • hij/zij/het zal geduiveld hebben
    • wij zullen geduiveld hebben
    • jullie zullen geduiveld hebben
    • zij zullen geduiveld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou duivelen
    • jij zou duivelen
    • hij/zij/het zou duivelen
    • wij zouden duivelen
    • jullie zouden duivelen
    • zij zouden duivelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geduiveld
    • jij zou hebben geduiveld
    • hij/zij/het zou hebben geduiveld
    • wij zouden hebben geduiveld
    • jullie zouden hebben geduiveld
    • zij zouden hebben geduiveld
  • Imperatief

    • jij duivel
    • jullie duivelt