Vervoeging van dwarsliggen

Onbepaalde wijs (infinitief): dwarsliggen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik lig dwars
  • jij ligt dwars
  • hij/zij/het ligt dwars
  • wij liggen dwars
  • jullie liggen dwars
  • zij liggen dwars

Present

  • I antagonize
  • you antagonize
  • he/she/it antagonizes
  • we antagonize
  • you antagonize
  • they antagonize

Onvoltooid verleden tijd

  • ik lag dwars
  • jij lag dwars
  • hij/zij/het lag dwars
  • wij lagen dwars
  • jullie lagen dwars
  • zij lagen dwars

Simple past

  • I antagonized
  • you antagonized
  • he/she/it antagonized
  • we antagonized
  • you antagonized
  • they antagonized

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb dwarsgelegen
  • jij hebt dwarsgelegen
  • hij/zij/het heeft dwarsgelegen
  • wij hebben dwarsgelegen
  • jullie hebben dwarsgelegen
  • zij hebben dwarsgelegen

Present perfect

  • I have antagonized
  • you have antagonized
  • he/she/it has antagonized
  • we have antagonized
  • you have antagonized
  • they have antagonized

Voltooid verleden tijd

  • ik had dwarsgelegen
  • jij had dwarsgelegen
  • hij/zij/het had dwarsgelegen
  • wij hadden dwarsgelegen
  • jullie hadden dwarsgelegen
  • zij hadden dwarsgelegen

Past perfect

  • I had antagonized
  • you had antagonized
  • he/she/it had antagonized
  • we had antagonized
  • you had antagonized
  • they had antagonized

Toekomende tijd I

  • ik zal dwarsliggen
  • jij zult dwarsliggen
  • hij/zij/het zal dwarsliggen
  • wij zullen dwarsliggen
  • jullie zullen dwarsliggen
  • zij zullen dwarsliggen

Future

  • I will antagonize
  • you will antagonize
  • he/she/it will antagonize
  • we will antagonize
  • you will antagonize
  • they will antagonize

Toekomende tijd II

  • ik zal dwarsgelegen hebben
  • jij zult dwarsgelegen hebben
  • hij/zij/het zal dwarsgelegen hebben
  • wij zullen dwarsgelegen hebben
  • jullie zullen dwarsgelegen hebben
  • zij zullen dwarsgelegen hebben

Future perfect

  • I will have antagonized
  • you will have antagonized
  • he/she/it will have antagonized
  • we will have antagonized
  • you will have antagonized
  • they will have antagonized

Conditionalis I

  • ik zou dwarsliggen
  • jij zou dwarsliggen
  • hij/zij/het zou dwarsliggen
  • wij zouden dwarsliggen
  • jullie zouden dwarsliggen
  • zij zouden dwarsliggen

Conditional present

  • I would antagonize
  • you would antagonize
  • he/she/it would antagonize
  • we would antagonize
  • you would antagonize
  • they would antagonize

Conditionalis II

  • ik zou hebben dwarsgelegen
  • jij zou hebben dwarsgelegen
  • hij/zij/het zou hebben dwarsgelegen
  • wij zouden hebben dwarsgelegen
  • jullie zouden hebben dwarsgelegen
  • zij zouden hebben dwarsgelegen

Conditional perfect

  • I would have antagonized
  • you would have antagonized
  • he/she/it would have antagonized
  • we would have antagonized
  • you would have antagonized
  • they would have antagonized

Imperatief

  • jij lig dwars
  • jullie ligt dwars

Imperative

  • you antagonize
  • you antagonize

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van dwarsliggen