Vervoeging van echaufferen

Onbepaalde wijs (infinitief): echaufferen

Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik echauffeer
    • jij echauffeert
    • hij/zij/het echauffeert
    • wij echaufferen
    • jullie echaufferen
    • zij echaufferen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik echauffeerde
    • jij echauffeerde
    • hij/zij/het echauffeerde
    • wij echauffeerden
    • jullie echauffeerden
    • zij echauffeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geëchauffeerd
    • jij hebt geëchauffeerd
    • hij/zij/het heeft geëchauffeerd
    • wij hebben geëchauffeerd
    • jullie hebben geëchauffeerd
    • zij hebben geëchauffeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geëchauffeerd
    • jij had geëchauffeerd
    • hij/zij/het had geëchauffeerd
    • wij hadden geëchauffeerd
    • jullie hadden geëchauffeerd
    • zij hadden geëchauffeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal echaufferen
    • jij zult echaufferen
    • hij/zij/het zal echaufferen
    • wij zullen echaufferen
    • jullie zullen echaufferen
    • zij zullen echaufferen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geëchauffeerd hebben
    • jij zult geëchauffeerd hebben
    • hij/zij/het zal geëchauffeerd hebben
    • wij zullen geëchauffeerd hebben
    • jullie zullen geëchauffeerd hebben
    • zij zullen geëchauffeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou echaufferen
    • jij zou echaufferen
    • hij/zij/het zou echaufferen
    • wij zouden echaufferen
    • jullie zouden echaufferen
    • zij zouden echaufferen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geëchauffeerd
    • jij zou hebben geëchauffeerd
    • hij/zij/het zou hebben geëchauffeerd
    • wij zouden hebben geëchauffeerd
    • jullie zouden hebben geëchauffeerd
    • zij zouden hebben geëchauffeerd
  • Imperatief

    • jij echauffeer
    • jullie echauffeert