Engels

Nederlands

Present

  • I elicit
  • you elicit
  • he/she/it elicits
  • we elicit
  • you elicit
  • they elicit

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wek
  • jij wekt
  • hij/zij/het wekt
  • wij wekken
  • jullie wekken
  • zij wekken

Simple past

  • I elicited
  • you elicited
  • he/she/it elicited
  • we elicited
  • you elicited
  • they elicited

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wekte
  • jij wekte
  • hij/zij/het wekte
  • wij wekten
  • jullie wekten
  • zij wekten

Present perfect

  • I have elicited
  • you have elicited
  • he/she/it has elicited
  • we have elicited
  • you have elicited
  • they have elicited

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewekt
  • jij hebt gewekt
  • hij/zij/het heeft gewekt
  • wij hebben gewekt
  • jullie hebben gewekt
  • zij hebben gewekt

Past perfect

  • I had elicited
  • you had elicited
  • he/she/it had elicited
  • we had elicited
  • you had elicited
  • they had elicited

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewekt
  • jij had gewekt
  • hij/zij/het had gewekt
  • wij hadden gewekt
  • jullie hadden gewekt
  • zij hadden gewekt

Future

  • I will elicit
  • you will elicit
  • he/she/it will elicit
  • we will elicit
  • you will elicit
  • they will elicit

Toekomende tijd I

  • ik zal wekken
  • jij zult wekken
  • hij/zij/het zal wekken
  • wij zullen wekken
  • jullie zullen wekken
  • zij zullen wekken

Future perfect

  • I will have elicited
  • you will have elicited
  • he/she/it will have elicited
  • we will have elicited
  • you will have elicited
  • they will have elicited

Toekomende tijd II

  • ik zal gewekt hebben
  • jij zult gewekt hebben
  • hij/zij/het zal gewekt hebben
  • wij zullen gewekt hebben
  • jullie zullen gewekt hebben
  • zij zullen gewekt hebben

Conditional present

  • I would elicit
  • you would elicit
  • he/she/it would elicit
  • we would elicit
  • you would elicit
  • they would elicit

Conditionalis I

  • ik zou wekken
  • jij zou wekken
  • hij/zij/het zou wekken
  • wij zouden wekken
  • jullie zouden wekken
  • zij zouden wekken

Conditional perfect

  • I would have elicited
  • you would have elicited
  • he/she/it would have elicited
  • we would have elicited
  • you would have elicited
  • they would have elicited

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewekt
  • jij zou hebben gewekt
  • hij/zij/het zou hebben gewekt
  • wij zouden hebben gewekt
  • jullie zouden hebben gewekt
  • zij zouden hebben gewekt

Imperative

  • you elicit
  • you elicit

Imperatief

  • jij wek
  • jullie wekt

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van elicit