Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it evaporates
  • they evaporate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het vervliegt
  • zij vervliegen

Simple past

  • he/she/it evaporated
  • they evaporated

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het vervloog
  • zij vervlogen

Present perfect

  • he/she/it has evaporated
  • they have evaporated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is vervlogen
  • zij zijn vervlogen

Past perfect

  • he/she/it had evaporated
  • they had evaporated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was vervlogen
  • zij waren vervlogen

Future

  • he/she/it will evaporate
  • they will evaporate

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal vervliegen
  • zij zult vervliegen

Future perfect

  • he/she/it will have evaporated
  • they will have evaporated

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal vervlogen zijn
  • zij zult vervlogen zijn

Conditional present

  • he/she/it would evaporate
  • they would evaporate

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal vervliegen
  • zij zullen vervliegen

Conditional perfect

  • he/she/it would have evaporated
  • they would have evaporated

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn vervlogen
  • zij zullen zijn vervlogen

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van evaporate