Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it evaporates
  • they evaporate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het smelt weg
  • zij smelten weg

Simple past

  • he/she/it evaporated
  • they evaporated

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het smolt weg
  • zij smolten weg

Present perfect

  • he/she/it has evaporated
  • they have evaporated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is weggesmolten
  • zij zijn weggesmolten

Past perfect

  • he/she/it had evaporated
  • they had evaporated

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was weggesmolten
  • zij waren weggesmolten

Future

  • he/she/it will evaporate
  • they will evaporate

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal wegsmelten
  • zij zult wegsmelten

Future perfect

  • he/she/it will have evaporated
  • they will have evaporated

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal weggesmolten zijn
  • zij zult weggesmolten zijn

Conditional present

  • he/she/it would evaporate
  • they would evaporate

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal wegsmelten
  • zij zullen wegsmelten

Conditional perfect

  • he/she/it would have evaporated
  • they would have evaporated

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn weggesmolten
  • zij zullen zijn weggesmolten

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van evaporate