Vervoeging van exaggerate

Onbepaalde wijs (infinitief): to exaggerate

Engels

Nederlands

Present

  • I exaggerate
  • you exaggerate
  • he/she/it exaggerates
  • we exaggerate
  • you exaggerate
  • they exaggerate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik pijp op
  • jij pijpt op
  • hij/zij/het pijpt op
  • wij pijpen op
  • jullie pijpen op
  • zij pijpen op

Simple past

  • I exaggerated
  • you exaggerated
  • he/she/it exaggerated
  • we exaggerated
  • you exaggerated
  • they exaggerated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik pijpte op
  • jij pijpte op
  • hij/zij/het pijpte op
  • wij pijpten op
  • jullie pijpten op
  • zij pijpten op

Present perfect

  • I have exaggerated
  • you have exaggerated
  • he/she/it has exaggerated
  • we have exaggerated
  • you have exaggerated
  • they have exaggerated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgepijpt
  • jij hebt opgepijpt
  • hij/zij/het heeft opgepijpt
  • wij hebben opgepijpt
  • jullie hebben opgepijpt
  • zij hebben opgepijpt

Past perfect

  • I had exaggerated
  • you had exaggerated
  • he/she/it had exaggerated
  • we had exaggerated
  • you had exaggerated
  • they had exaggerated

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgepijpt
  • jij had opgepijpt
  • hij/zij/het had opgepijpt
  • wij hadden opgepijpt
  • jullie hadden opgepijpt
  • zij hadden opgepijpt

Future

  • I will exaggerate
  • you will exaggerate
  • he/she/it will exaggerate
  • we will exaggerate
  • you will exaggerate
  • they will exaggerate

Toekomende tijd I

  • ik zal oppijpen
  • jij zult oppijpen
  • hij/zij/het zal oppijpen
  • wij zullen oppijpen
  • jullie zullen oppijpen
  • zij zullen oppijpen

Future perfect

  • I will have exaggerated
  • you will have exaggerated
  • he/she/it will have exaggerated
  • we will have exaggerated
  • you will have exaggerated
  • they will have exaggerated

Toekomende tijd II

  • ik zal opgepijpt hebben
  • jij zult opgepijpt hebben
  • hij/zij/het zal opgepijpt hebben
  • wij zullen opgepijpt hebben
  • jullie zullen opgepijpt hebben
  • zij zullen opgepijpt hebben

Conditional present

  • I would exaggerate
  • you would exaggerate
  • he/she/it would exaggerate
  • we would exaggerate
  • you would exaggerate
  • they would exaggerate

Conditionalis I

  • ik zou oppijpen
  • jij zou oppijpen
  • hij/zij/het zou oppijpen
  • wij zouden oppijpen
  • jullie zouden oppijpen
  • zij zouden oppijpen

Conditional perfect

  • I would have exaggerated
  • you would have exaggerated
  • he/she/it would have exaggerated
  • we would have exaggerated
  • you would have exaggerated
  • they would have exaggerated

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgepijpt
  • jij zou hebben opgepijpt
  • hij/zij/het zou hebben opgepijpt
  • wij zouden hebben opgepijpt
  • jullie zouden hebben opgepijpt
  • zij zouden hebben opgepijpt

Imperative

  • you exaggerate
  • you exaggerate

Imperatief

  • jij pijp op
  • jullie pijpt op

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van exaggerate