Vervoeging van excuseren
Onbepaalde wijs (infinitief): excuseren
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik excuseer
- jij excuseert
- hij/zij/het excuseert
- wij excuseren
- jullie excuseren
- zij excuseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik excuseerde
- jij excuseerde
- hij/zij/het excuseerde
- wij excuseerden
- jullie excuseerden
- zij excuseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geëxcuseerd
- jij hebt geëxcuseerd
- hij/zij/het heeft geëxcuseerd
- wij hebben geëxcuseerd
- jullie hebben geëxcuseerd
- zij hebben geëxcuseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geëxcuseerd
- jij had geëxcuseerd
- hij/zij/het had geëxcuseerd
- wij hadden geëxcuseerd
- jullie hadden geëxcuseerd
- zij hadden geëxcuseerd
Toekomende tijd I
- ik zal excuseren
- jij zult excuseren
- hij/zij/het zal excuseren
- wij zullen excuseren
- jullie zullen excuseren
- zij zullen excuseren
Toekomende tijd II
- ik zal geëxcuseerd hebben
- jij zult geëxcuseerd hebben
- hij/zij/het zal geëxcuseerd hebben
- wij zullen geëxcuseerd hebben
- jullie zullen geëxcuseerd hebben
- zij zullen geëxcuseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou excuseren
- jij zou excuseren
- hij/zij/het zou excuseren
- wij zouden excuseren
- jullie zouden excuseren
- zij zouden excuseren
Conditionalis II
- ik zou hebben geëxcuseerd
- jij zou hebben geëxcuseerd
- hij/zij/het zou hebben geëxcuseerd
- wij zouden hebben geëxcuseerd
- jullie zouden hebben geëxcuseerd
- zij zouden hebben geëxcuseerd
Imperatief
- jij excuseer
- jullie excuseert