Vervoeging van executeren
Onbepaalde wijs (infinitief): executeren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik executeer
- jij executeert
- hij/zij/het executeert
- wij executeren
- jullie executeren
- zij executeren
Präsens Indikativ
- ich exekutiere
- du exekutierst
- er/sie/es exekutiert
- wir exekutieren
- ihr exekutiert
- sie exekutieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik executeerde
- jij executeerde
- hij/zij/het executeerde
- wij executeerden
- jullie executeerden
- zij executeerden
Präteritum Indikativ
- ich exekutierte
- du exekutiertest
- er/sie/es exekutierte
- wir exekutierten
- ihr exekutiertet
- sie exekutierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geëxecuteerd
- jij hebt geëxecuteerd
- hij/zij/het heeft geëxecuteerd
- wij hebben geëxecuteerd
- jullie hebben geëxecuteerd
- zij hebben geëxecuteerd
Perfekt Indikativ
- ich habe exekutiert
- du hast exekutiert
- er/sie/es hat exekutiert
- wir haben exekutiert
- ihr habt exekutiert
- sie haben exekutiert
Voltooid verleden tijd
- ik had geëxecuteerd
- jij had geëxecuteerd
- hij/zij/het had geëxecuteerd
- wij hadden geëxecuteerd
- jullie hadden geëxecuteerd
- zij hadden geëxecuteerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte exekutiert
- du hattest exekutiert
- er/sie/es hatte exekutiert
- wir hatten exekutiert
- ihr hattet exekutiert
- sie hatten exekutiert
Toekomende tijd I
- ik zal executeren
- jij zult executeren
- hij/zij/het zal executeren
- wij zullen executeren
- jullie zullen executeren
- zij zullen executeren
Futur I Indikativ
- ich werde exekutieren
- du wirst exekutieren
- er/sie/es wird exekutieren
- wir werden exekutieren
- ihr werdet exekutieren
- sie werden exekutieren
Toekomende tijd II
- ik zal geëxecuteerd hebben
- jij zult geëxecuteerd hebben
- hij/zij/het zal geëxecuteerd hebben
- wij zullen geëxecuteerd hebben
- jullie zullen geëxecuteerd hebben
- zij zullen geëxecuteerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde exekutiert haben
- du wirst exekutiert haben
- er/sie/es wird exekutiert haben
- wir werden exekutiert haben
- ihr werdet exekutiert haben
- sie werden exekutiert haben
Conditionalis I
- ik zou executeren
- jij zou executeren
- hij/zij/het zou executeren
- wij zouden executeren
- jullie zouden executeren
- zij zouden executeren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde exekutieren
- du würdest exekutieren
- er/sie/es würde exekutieren
- wir würden exekutieren
- ihr würdet exekutieren
- sie würden exekutieren
Conditionalis II
- ik zou hebben geëxecuteerd
- jij zou hebben geëxecuteerd
- hij/zij/het zou hebben geëxecuteerd
- wij zouden hebben geëxecuteerd
- jullie zouden hebben geëxecuteerd
- zij zouden hebben geëxecuteerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde exekutiert haben
- du würdest exekutiert haben
- er/sie/es würde exekutiert haben
- wir würden exekutiert haben
- ihr würdet exekutiert haben
- sie würden exekutiert haben
Imperatief
- jij executeer
- jullie executeert
Imperativ
- du exekutiere
- ihr exekutiert