Vervoeging van exile
Onbepaalde wijs (infinitief): to exile
Engels
Nederlands
Present
- I exile
- you exile
- he/she/it exiles
- we exile
- you exile
- they exile
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik expatrieer
- jij expatrieert
- hij/zij/het expatrieert
- wij expatriëren
- jullie expatriëren
- zij expatriëren
Simple past
- I exiled
- you exiled
- he/she/it exiled
- we exiled
- you exiled
- they exiled
Onvoltooid verleden tijd
- ik expatrieerde
- jij expatrieerde
- hij/zij/het expatrieerde
- wij expatrieerden
- jullie expatrieerden
- zij expatrieerden
Present perfect
- I have exiled
- you have exiled
- he/she/it has exiled
- we have exiled
- you have exiled
- they have exiled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geëxpatrieerd
- jij hebt geëxpatrieerd
- hij/zij/het heeft geëxpatrieerd
- wij hebben geëxpatrieerd
- jullie hebben geëxpatrieerd
- zij hebben geëxpatrieerd
Past perfect
- I had exiled
- you had exiled
- he/she/it had exiled
- we had exiled
- you had exiled
- they had exiled
Voltooid verleden tijd
- ik had geëxpatrieerd
- jij had geëxpatrieerd
- hij/zij/het had geëxpatrieerd
- wij hadden geëxpatrieerd
- jullie hadden geëxpatrieerd
- zij hadden geëxpatrieerd
Future
- I will exile
- you will exile
- he/she/it will exile
- we will exile
- you will exile
- they will exile
Toekomende tijd I
- ik zal expatriëren
- jij zult expatriëren
- hij/zij/het zal expatriëren
- wij zullen expatriëren
- jullie zullen expatriëren
- zij zullen expatriëren
Future perfect
- I will have exiled
- you will have exiled
- he/she/it will have exiled
- we will have exiled
- you will have exiled
- they will have exiled
Toekomende tijd II
- ik zal geëxpatrieerd hebben
- jij zult geëxpatrieerd hebben
- hij/zij/het zal geëxpatrieerd hebben
- wij zullen geëxpatrieerd hebben
- jullie zullen geëxpatrieerd hebben
- zij zullen geëxpatrieerd hebben
Conditional present
- I would exile
- you would exile
- he/she/it would exile
- we would exile
- you would exile
- they would exile
Conditionalis I
- ik zou expatriëren
- jij zou expatriëren
- hij/zij/het zou expatriëren
- wij zouden expatriëren
- jullie zouden expatriëren
- zij zouden expatriëren
Conditional perfect
- I would have exiled
- you would have exiled
- he/she/it would have exiled
- we would have exiled
- you would have exiled
- they would have exiled
Conditionalis II
- ik zou hebben geëxpatrieerd
- jij zou hebben geëxpatrieerd
- hij/zij/het zou hebben geëxpatrieerd
- wij zouden hebben geëxpatrieerd
- jullie zouden hebben geëxpatrieerd
- zij zouden hebben geëxpatrieerd
Imperative
- you exile
- you exile
Imperatief
- jij expatrieer
- jullie expatrieert