Vervoeging van explicate
Onbepaalde wijs (infinitief): to explicate
Engels
Nederlands
Present
- I explicate
- you explicate
- he/she/it explicates
- we explicate
- you explicate
- they explicate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik expliciteer
- jij expliciteert
- hij/zij/het expliciteert
- wij expliciteren
- jullie expliciteren
- zij expliciteren
Simple past
- I explicated
- you explicated
- he/she/it explicated
- we explicated
- you explicated
- they explicated
Onvoltooid verleden tijd
- ik expliciteerde
- jij expliciteerde
- hij/zij/het expliciteerde
- wij expliciteerden
- jullie expliciteerden
- zij expliciteerden
Present perfect
- I have explicated
- you have explicated
- he/she/it has explicated
- we have explicated
- you have explicated
- they have explicated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geëxpliciteerd
- jij hebt geëxpliciteerd
- hij/zij/het heeft geëxpliciteerd
- wij hebben geëxpliciteerd
- jullie hebben geëxpliciteerd
- zij hebben geëxpliciteerd
Past perfect
- I had explicated
- you had explicated
- he/she/it had explicated
- we had explicated
- you had explicated
- they had explicated
Voltooid verleden tijd
- ik had geëxpliciteerd
- jij had geëxpliciteerd
- hij/zij/het had geëxpliciteerd
- wij hadden geëxpliciteerd
- jullie hadden geëxpliciteerd
- zij hadden geëxpliciteerd
Future
- I will explicate
- you will explicate
- he/she/it will explicate
- we will explicate
- you will explicate
- they will explicate
Toekomende tijd I
- ik zal expliciteren
- jij zult expliciteren
- hij/zij/het zal expliciteren
- wij zullen expliciteren
- jullie zullen expliciteren
- zij zullen expliciteren
Future perfect
- I will have explicated
- you will have explicated
- he/she/it will have explicated
- we will have explicated
- you will have explicated
- they will have explicated
Toekomende tijd II
- ik zal geëxpliciteerd hebben
- jij zult geëxpliciteerd hebben
- hij/zij/het zal geëxpliciteerd hebben
- wij zullen geëxpliciteerd hebben
- jullie zullen geëxpliciteerd hebben
- zij zullen geëxpliciteerd hebben
Conditional present
- I would explicate
- you would explicate
- he/she/it would explicate
- we would explicate
- you would explicate
- they would explicate
Conditionalis I
- ik zou expliciteren
- jij zou expliciteren
- hij/zij/het zou expliciteren
- wij zouden expliciteren
- jullie zouden expliciteren
- zij zouden expliciteren
Conditional perfect
- I would have explicated
- you would have explicated
- he/she/it would have explicated
- we would have explicated
- you would have explicated
- they would have explicated
Conditionalis II
- ik zou hebben geëxpliciteerd
- jij zou hebben geëxpliciteerd
- hij/zij/het zou hebben geëxpliciteerd
- wij zouden hebben geëxpliciteerd
- jullie zouden hebben geëxpliciteerd
- zij zouden hebben geëxpliciteerd
Imperative
- you explicate
- you explicate
Imperatief
- jij expliciteer
- jullie expliciteert