Vervoeging van fawn

Engels

Nederlands

Present

  • I fawn
  • you fawn
  • he/she/it fawns
  • we fawn
  • you fawn
  • they fawn

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik lijm
  • jij lijmt
  • hij/zij/het lijmt
  • wij lijmen
  • jullie lijmen
  • zij lijmen

Simple past

  • I fawned
  • you fawned
  • he/she/it fawned
  • we fawned
  • you fawned
  • they fawned

Onvoltooid verleden tijd

  • ik lijmde
  • jij lijmde
  • hij/zij/het lijmde
  • wij lijmden
  • jullie lijmden
  • zij lijmden

Present perfect

  • I have fawned
  • you have fawned
  • he/she/it has fawned
  • we have fawned
  • you have fawned
  • they have fawned

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gelijmd
  • jij hebt gelijmd
  • hij/zij/het heeft gelijmd
  • wij hebben gelijmd
  • jullie hebben gelijmd
  • zij hebben gelijmd

Past perfect

  • I had fawned
  • you had fawned
  • he/she/it had fawned
  • we had fawned
  • you had fawned
  • they had fawned

Voltooid verleden tijd

  • ik had gelijmd
  • jij had gelijmd
  • hij/zij/het had gelijmd
  • wij hadden gelijmd
  • jullie hadden gelijmd
  • zij hadden gelijmd

Future

  • I will fawn
  • you will fawn
  • he/she/it will fawn
  • we will fawn
  • you will fawn
  • they will fawn

Toekomende tijd I

  • ik zal lijmen
  • jij zult lijmen
  • hij/zij/het zal lijmen
  • wij zullen lijmen
  • jullie zullen lijmen
  • zij zullen lijmen

Future perfect

  • I will have fawned
  • you will have fawned
  • he/she/it will have fawned
  • we will have fawned
  • you will have fawned
  • they will have fawned

Toekomende tijd II

  • ik zal gelijmd hebben
  • jij zult gelijmd hebben
  • hij/zij/het zal gelijmd hebben
  • wij zullen gelijmd hebben
  • jullie zullen gelijmd hebben
  • zij zullen gelijmd hebben

Conditional present

  • I would fawn
  • you would fawn
  • he/she/it would fawn
  • we would fawn
  • you would fawn
  • they would fawn

Conditionalis I

  • ik zou lijmen
  • jij zou lijmen
  • hij/zij/het zou lijmen
  • wij zouden lijmen
  • jullie zouden lijmen
  • zij zouden lijmen

Conditional perfect

  • I would have fawned
  • you would have fawned
  • he/she/it would have fawned
  • we would have fawned
  • you would have fawned
  • they would have fawned

Conditionalis II

  • ik zou hebben gelijmd
  • jij zou hebben gelijmd
  • hij/zij/het zou hebben gelijmd
  • wij zouden hebben gelijmd
  • jullie zouden hebben gelijmd
  • zij zouden hebben gelijmd

Imperative

  • you fawn
  • you fawn

Imperatief

  • jij lijm
  • jullie lijmt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van fawn