Vervoeging van feel
Onbepaalde wijs (infinitief): to feel
Engels
Nederlands
Present
- I feel
- you feel
- he/she/it feels
- we feel
- you feel
- they feel
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bepotel
- jij bepotelt
- hij/zij/het bepotelt
- wij bepotelen
- jullie bepotelen
- zij bepotelen
Simple past
- I felt
- you felt
- he/she/it felt
- we felt
- you felt
- they felt
Onvoltooid verleden tijd
- ik bepotelde
- jij bepotelde
- hij/zij/het bepotelde
- wij bepotelden
- jullie bepotelden
- zij bepotelden
Present perfect
- I have felt
- you have felt
- he/she/it has felt
- we have felt
- you have felt
- they have felt
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bepoteld
- jij hebt bepoteld
- hij/zij/het heeft bepoteld
- wij hebben bepoteld
- jullie hebben bepoteld
- zij hebben bepoteld
Past perfect
- I had felt
- you had felt
- he/she/it had felt
- we had felt
- you had felt
- they had felt
Voltooid verleden tijd
- ik had bepoteld
- jij had bepoteld
- hij/zij/het had bepoteld
- wij hadden bepoteld
- jullie hadden bepoteld
- zij hadden bepoteld
Future
- I will feel
- you will feel
- he/she/it will feel
- we will feel
- you will feel
- they will feel
Toekomende tijd I
- ik zal bepotelen
- jij zult bepotelen
- hij/zij/het zal bepotelen
- wij zullen bepotelen
- jullie zullen bepotelen
- zij zullen bepotelen
Future perfect
- I will have felt
- you will have felt
- he/she/it will have felt
- we will have felt
- you will have felt
- they will have felt
Toekomende tijd II
- ik zal bepoteld hebben
- jij zult bepoteld hebben
- hij/zij/het zal bepoteld hebben
- wij zullen bepoteld hebben
- jullie zullen bepoteld hebben
- zij zullen bepoteld hebben
Conditional present
- I would feel
- you would feel
- he/she/it would feel
- we would feel
- you would feel
- they would feel
Conditionalis I
- ik zou bepotelen
- jij zou bepotelen
- hij/zij/het zou bepotelen
- wij zouden bepotelen
- jullie zouden bepotelen
- zij zouden bepotelen
Conditional perfect
- I would have felt
- you would have felt
- he/she/it would have felt
- we would have felt
- you would have felt
- they would have felt
Conditionalis II
- ik zou hebben bepoteld
- jij zou hebben bepoteld
- hij/zij/het zou hebben bepoteld
- wij zouden hebben bepoteld
- jullie zouden hebben bepoteld
- zij zouden hebben bepoteld
Imperative
- you feel
- you feel
Imperatief
- jij bepotel
- jullie bepotelt