Engels
Nederlands
Present
- I fire
- you fire
- he/she/it fires
- we fire
- you fire
- they fire
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik royeer
- jij royeert
- hij/zij/het royeert
- wij royeren
- jullie royeren
- zij royeren
Simple past
- I fired
- you fired
- he/she/it fired
- we fired
- you fired
- they fired
Onvoltooid verleden tijd
- ik royeerde
- jij royeerde
- hij/zij/het royeerde
- wij royeerden
- jullie royeerden
- zij royeerden
Present perfect
- I have fired
- you have fired
- he/she/it has fired
- we have fired
- you have fired
- they have fired
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geroyeerd
- jij hebt geroyeerd
- hij/zij/het heeft geroyeerd
- wij hebben geroyeerd
- jullie hebben geroyeerd
- zij hebben geroyeerd
Past perfect
- I had fired
- you had fired
- he/she/it had fired
- we had fired
- you had fired
- they had fired
Voltooid verleden tijd
- ik had geroyeerd
- jij had geroyeerd
- hij/zij/het had geroyeerd
- wij hadden geroyeerd
- jullie hadden geroyeerd
- zij hadden geroyeerd
Future
- I will fire
- you will fire
- he/she/it will fire
- we will fire
- you will fire
- they will fire
Toekomende tijd I
- ik zal royeren
- jij zult royeren
- hij/zij/het zal royeren
- wij zullen royeren
- jullie zullen royeren
- zij zullen royeren
Future perfect
- I will have fired
- you will have fired
- he/she/it will have fired
- we will have fired
- you will have fired
- they will have fired
Toekomende tijd II
- ik zal geroyeerd hebben
- jij zult geroyeerd hebben
- hij/zij/het zal geroyeerd hebben
- wij zullen geroyeerd hebben
- jullie zullen geroyeerd hebben
- zij zullen geroyeerd hebben
Conditional present
- I would fire
- you would fire
- he/she/it would fire
- we would fire
- you would fire
- they would fire
Conditionalis I
- ik zou royeren
- jij zou royeren
- hij/zij/het zou royeren
- wij zouden royeren
- jullie zouden royeren
- zij zouden royeren
Conditional perfect
- I would have fired
- you would have fired
- he/she/it would have fired
- we would have fired
- you would have fired
- they would have fired
Conditionalis II
- ik zou hebben geroyeerd
- jij zou hebben geroyeerd
- hij/zij/het zou hebben geroyeerd
- wij zouden hebben geroyeerd
- jullie zouden hebben geroyeerd
- zij zouden hebben geroyeerd
Imperative
- you fire
- you fire
Imperatief
- jij royeer
- jullie royeert