Vervoeging van friseren

Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik friseer
    • jij friseert
    • hij/zij/het friseert
    • wij friseren
    • jullie friseren
    • zij friseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik friseerde
    • jij friseerde
    • hij/zij/het friseerde
    • wij friseerden
    • jullie friseerden
    • zij friseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gefriseerd
    • jij hebt gefriseerd
    • hij/zij/het heeft gefriseerd
    • wij hebben gefriseerd
    • jullie hebben gefriseerd
    • zij hebben gefriseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gefriseerd
    • jij had gefriseerd
    • hij/zij/het had gefriseerd
    • wij hadden gefriseerd
    • jullie hadden gefriseerd
    • zij hadden gefriseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal friseren
    • jij zult friseren
    • hij/zij/het zal friseren
    • wij zullen friseren
    • jullie zullen friseren
    • zij zullen friseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gefriseerd hebben
    • jij zult gefriseerd hebben
    • hij/zij/het zal gefriseerd hebben
    • wij zullen gefriseerd hebben
    • jullie zullen gefriseerd hebben
    • zij zullen gefriseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou friseren
    • jij zou friseren
    • hij/zij/het zou friseren
    • wij zouden friseren
    • jullie zouden friseren
    • zij zouden friseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gefriseerd
    • jij zou hebben gefriseerd
    • hij/zij/het zou hebben gefriseerd
    • wij zouden hebben gefriseerd
    • jullie zouden hebben gefriseerd
    • zij zouden hebben gefriseerd
  • Imperatief

    • jij friseer
    • jullie friseert