Vervoeging van glean

Engels

Nederlands

Present

  • I glean
  • you glean
  • he/she/it gleans
  • we glean
  • you glean
  • they glean

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik haal uit
  • jij haalt uit
  • hij/zij/het haalt uit
  • wij halen uit
  • jullie halen uit
  • zij halen uit

Simple past

  • I gleaned
  • you gleaned
  • he/she/it gleaned
  • we gleaned
  • you gleaned
  • they gleaned

Onvoltooid verleden tijd

  • ik haalde uit
  • jij haalde uit
  • hij/zij/het haalde uit
  • wij haalden uit
  • jullie haalden uit
  • zij haalden uit

Present perfect

  • I have gleaned
  • you have gleaned
  • he/she/it has gleaned
  • we have gleaned
  • you have gleaned
  • they have gleaned

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgehaald
  • jij hebt uitgehaald
  • hij/zij/het heeft uitgehaald
  • wij hebben uitgehaald
  • jullie hebben uitgehaald
  • zij hebben uitgehaald

Past perfect

  • I had gleaned
  • you had gleaned
  • he/she/it had gleaned
  • we had gleaned
  • you had gleaned
  • they had gleaned

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgehaald
  • jij had uitgehaald
  • hij/zij/het had uitgehaald
  • wij hadden uitgehaald
  • jullie hadden uitgehaald
  • zij hadden uitgehaald

Future

  • I will glean
  • you will glean
  • he/she/it will glean
  • we will glean
  • you will glean
  • they will glean

Toekomende tijd I

  • ik zal uithalen
  • jij zult uithalen
  • hij/zij/het zal uithalen
  • wij zullen uithalen
  • jullie zullen uithalen
  • zij zullen uithalen

Future perfect

  • I will have gleaned
  • you will have gleaned
  • he/she/it will have gleaned
  • we will have gleaned
  • you will have gleaned
  • they will have gleaned

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgehaald hebben
  • jij zult uitgehaald hebben
  • hij/zij/het zal uitgehaald hebben
  • wij zullen uitgehaald hebben
  • jullie zullen uitgehaald hebben
  • zij zullen uitgehaald hebben

Conditional present

  • I would glean
  • you would glean
  • he/she/it would glean
  • we would glean
  • you would glean
  • they would glean

Conditionalis I

  • ik zou uithalen
  • jij zou uithalen
  • hij/zij/het zou uithalen
  • wij zouden uithalen
  • jullie zouden uithalen
  • zij zouden uithalen

Conditional perfect

  • I would have gleaned
  • you would have gleaned
  • he/she/it would have gleaned
  • we would have gleaned
  • you would have gleaned
  • they would have gleaned

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgehaald
  • jij zou hebben uitgehaald
  • hij/zij/het zou hebben uitgehaald
  • wij zouden hebben uitgehaald
  • jullie zouden hebben uitgehaald
  • zij zouden hebben uitgehaald

Imperative

  • you glean
  • you glean

Imperatief

  • jij haal uit
  • jullie haalt uit

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van glean