Vervoeging van goedvinden

Onbepaalde wijs (infinitief): goedvinden

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vind goed
  • jij vindt goed
  • hij/zij/het vindt goed
  • wij vinden goed
  • jullie vinden goed
  • zij vinden goed

Präsens Indikativ

  • ich willige ein
  • du willigst ein
  • er/sie/es willigt ein
  • wir willigen ein
  • ihr willigt ein
  • sie willigen ein

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vond goed
  • jij vond goed
  • hij/zij/het vond goed
  • wij vonden goed
  • jullie vonden goed
  • zij vonden goed

Präteritum Indikativ

  • ich willigte ein
  • du willigtest ein
  • er/sie/es willigte ein
  • wir willigten ein
  • ihr willigtet ein
  • sie willigten ein

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb goedgevonden
  • jij hebt goedgevonden
  • hij/zij/het heeft goedgevonden
  • wij hebben goedgevonden
  • jullie hebben goedgevonden
  • zij hebben goedgevonden

Perfekt Indikativ

  • ich habe eingewilligt
  • du hast eingewilligt
  • er/sie/es hat eingewilligt
  • wir haben eingewilligt
  • ihr habt eingewilligt
  • sie haben eingewilligt

Voltooid verleden tijd

  • ik had goedgevonden
  • jij had goedgevonden
  • hij/zij/het had goedgevonden
  • wij hadden goedgevonden
  • jullie hadden goedgevonden
  • zij hadden goedgevonden

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte eingewilligt
  • du hattest eingewilligt
  • er/sie/es hatte eingewilligt
  • wir hatten eingewilligt
  • ihr hattet eingewilligt
  • sie hatten eingewilligt

Toekomende tijd I

  • ik zal goedvinden
  • jij zult goedvinden
  • hij/zij/het zal goedvinden
  • wij zullen goedvinden
  • jullie zullen goedvinden
  • zij zullen goedvinden

Futur I Indikativ

  • ich werde einwilligen
  • du wirst einwilligen
  • er/sie/es wird einwilligen
  • wir werden einwilligen
  • ihr werdet einwilligen
  • sie werden einwilligen

Toekomende tijd II

  • ik zal goedgevonden hebben
  • jij zult goedgevonden hebben
  • hij/zij/het zal goedgevonden hebben
  • wij zullen goedgevonden hebben
  • jullie zullen goedgevonden hebben
  • zij zullen goedgevonden hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde eingewilligt haben
  • du wirst eingewilligt haben
  • er/sie/es wird eingewilligt haben
  • wir werden eingewilligt haben
  • ihr werdet eingewilligt haben
  • sie werden eingewilligt haben

Conditionalis I

  • ik zou goedvinden
  • jij zou goedvinden
  • hij/zij/het zou goedvinden
  • wij zouden goedvinden
  • jullie zouden goedvinden
  • zij zouden goedvinden

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde einwilligen
  • du würdest einwilligen
  • er/sie/es würde einwilligen
  • wir würden einwilligen
  • ihr würdet einwilligen
  • sie würden einwilligen

Conditionalis II

  • ik zou hebben goedgevonden
  • jij zou hebben goedgevonden
  • hij/zij/het zou hebben goedgevonden
  • wij zouden hebben goedgevonden
  • jullie zouden hebben goedgevonden
  • zij zouden hebben goedgevonden

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde eingewilligt haben
  • du würdest eingewilligt haben
  • er/sie/es würde eingewilligt haben
  • wir würden eingewilligt haben
  • ihr würdet eingewilligt haben
  • sie würden eingewilligt haben

Imperatief

  • jij vind goed
  • jullie vindt goed

Imperativ

  • du willig(e) ein
  • ihr willigt ein

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van goedvinden