Vervoeging van handelen
Onbepaalde wijs (infinitief): handelen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik handel
- jij handelt
- hij/zij/het handelt
- wij handelen
- jullie handelen
- zij handelen
Indicativo presente
- yo obro
- tú obras
- él/ella obra
- nosotros obramos
- vosotros obráis
- ellos/ellas obran
Onvoltooid verleden tijd
- ik handelde
- jij handelde
- hij/zij/het handelde
- wij handelden
- jullie handelden
- zij handelden
Indefinido
- yo obré
- tú obraste
- él/ella obró
- nosotros obramos
- vosotros obrasteis
- ellos/ellas obraron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehandeld
- jij hebt gehandeld
- hij/zij/het heeft gehandeld
- wij hebben gehandeld
- jullie hebben gehandeld
- zij hebben gehandeld
Pretérito perfecto compuesto
- yo he obrado
- tú has obrado
- él/ella ha obrado
- nosotros hemos obrado
- vosotros habéis obrado
- ellos/ellas han obrado
Voltooid verleden tijd
- ik had gehandeld
- jij had gehandeld
- hij/zij/het had gehandeld
- wij hadden gehandeld
- jullie hadden gehandeld
- zij hadden gehandeld
Pluscuamperfecto
- yo había obrado
- tú habías obrado
- él/ella había obrado
- nosotros habíamos obrado
- vosotros habíais obrado
- ellos/ellas habían obrado
Toekomende tijd I
- ik zal handelen
- jij zult handelen
- hij/zij/het zal handelen
- wij zullen handelen
- jullie zullen handelen
- zij zullen handelen
Futuro I
- yo obraré
- tú obrarás
- él/ella obrará
- nosotros obraremos
- vosotros obraréis
- ellos/ellas obrarán
Toekomende tijd II
- ik zal gehandeld hebben
- jij zult gehandeld hebben
- hij/zij/het zal gehandeld hebben
- wij zullen gehandeld hebben
- jullie zullen gehandeld hebben
- zij zullen gehandeld hebben
Futuro perfecto
- yo habré obrado
- tú habrás obrado
- él/ella habrá obrado
- nosotros habremos obrado
- vosotros habréis obrado
- ellos/ellas habrán obrado
Conditionalis I
- ik zou handelen
- jij zou handelen
- hij/zij/het zou handelen
- wij zouden handelen
- jullie zouden handelen
- zij zouden handelen
Condicional
- yo obraría
- tú obrarías
- él/ella obraría
- nosotros obraríamos
- vosotros obraríais
- ellos/ellas obrarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gehandeld
- jij zou hebben gehandeld
- hij/zij/het zou hebben gehandeld
- wij zouden hebben gehandeld
- jullie zouden hebben gehandeld
- zij zouden hebben gehandeld
Condicional perfecto
- yo habría obrado
- tú habrías obrado
- él/ella habría obrado
- nosotros habríamos obrado
- vosotros habríais obrado
- ellos/ellas habrían obrado
Imperatief
- jij handel
- jullie handelt
Imperativo presente
- tú obra
- vosotros obrad