Vervoeging van havenen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik haven
  • jij havent
  • hij/zij/het havent
  • wij havenen
  • jullie havenen
  • zij havenen

Present

  • I damage
  • you damage
  • he/she/it damages
  • we damage
  • you damage
  • they damage

Onvoltooid verleden tijd

  • ik havende
  • jij havende
  • hij/zij/het havende
  • wij havenden
  • jullie havenden
  • zij havenden

Simple past

  • I damaged
  • you damaged
  • he/she/it damaged
  • we damaged
  • you damaged
  • they damaged

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gehavend
  • jij hebt gehavend
  • hij/zij/het heeft gehavend
  • wij hebben gehavend
  • jullie hebben gehavend
  • zij hebben gehavend

Present perfect

  • I have damaged
  • you have damaged
  • he/she/it has damaged
  • we have damaged
  • you have damaged
  • they have damaged

Voltooid verleden tijd

  • ik had gehavend
  • jij had gehavend
  • hij/zij/het had gehavend
  • wij hadden gehavend
  • jullie hadden gehavend
  • zij hadden gehavend

Past perfect

  • I had damaged
  • you had damaged
  • he/she/it had damaged
  • we had damaged
  • you had damaged
  • they had damaged

Toekomende tijd I

  • ik zal havenen
  • jij zult havenen
  • hij/zij/het zal havenen
  • wij zullen havenen
  • jullie zullen havenen
  • zij zullen havenen

Future

  • I will damage
  • you will damage
  • he/she/it will damage
  • we will damage
  • you will damage
  • they will damage

Toekomende tijd II

  • ik zal gehavend hebben
  • jij zult gehavend hebben
  • hij/zij/het zal gehavend hebben
  • wij zullen gehavend hebben
  • jullie zullen gehavend hebben
  • zij zullen gehavend hebben

Future perfect

  • I will have damaged
  • you will have damaged
  • he/she/it will have damaged
  • we will have damaged
  • you will have damaged
  • they will have damaged

Conditionalis I

  • ik zou havenen
  • jij zou havenen
  • hij/zij/het zou havenen
  • wij zouden havenen
  • jullie zouden havenen
  • zij zouden havenen

Conditional present

  • I would damage
  • you would damage
  • he/she/it would damage
  • we would damage
  • you would damage
  • they would damage

Conditionalis II

  • ik zou hebben gehavend
  • jij zou hebben gehavend
  • hij/zij/het zou hebben gehavend
  • wij zouden hebben gehavend
  • jullie zouden hebben gehavend
  • zij zouden hebben gehavend

Conditional perfect

  • I would have damaged
  • you would have damaged
  • he/she/it would have damaged
  • we would have damaged
  • you would have damaged
  • they would have damaged

Imperatief

  • jij haven
  • jullie havent

Imperative

  • you damage
  • you damage

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van havenen