Vervoeging van hinder

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it hinders
  • they hinder

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het deert
  • zij deren

Simple past

  • he/she/it hindered
  • they hindered

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het deerde
  • zij deerden

Present perfect

  • he/she/it has hindered
  • they have hindered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gedeerd
  • zij hebben gedeerd

Past perfect

  • he/she/it had hindered
  • they had hindered

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gedeerd
  • zij hadden gedeerd

Future

  • he/she/it will hinder
  • they will hinder

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal deren
  • zij zult deren

Future perfect

  • he/she/it will have hindered
  • they will have hindered

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gedeerd hebben
  • zij zult gedeerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would hinder
  • they would hinder

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal deren
  • zij zullen deren

Conditional perfect

  • he/she/it would have hindered
  • they would have hindered

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gedeerd
  • zij zullen hebben gedeerd

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van hinder