Vervoeging van hydrogeneren

Onbepaalde wijs (infinitief): hydrogeneren

Vertaling: to hydrogenate

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik hydrogeneer
  • jij hydrogeneert
  • hij/zij/het hydrogeneert
  • wij hydrogeneren
  • jullie hydrogeneren
  • zij hydrogeneren

Present

  • I hydrogenate
  • you hydrogenate
  • he/she/it hydrogenates
  • we hydrogenate
  • you hydrogenate
  • they hydrogenate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik hydrogeneerde
  • jij hydrogeneerde
  • hij/zij/het hydrogeneerde
  • wij hydrogeneerden
  • jullie hydrogeneerden
  • zij hydrogeneerden

Simple past

  • I hydrogenated
  • you hydrogenated
  • he/she/it hydrogenated
  • we hydrogenated
  • you hydrogenated
  • they hydrogenated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gehydrogeneerd
  • jij hebt gehydrogeneerd
  • hij/zij/het heeft gehydrogeneerd
  • wij hebben gehydrogeneerd
  • jullie hebben gehydrogeneerd
  • zij hebben gehydrogeneerd

Present perfect

  • I have hydrogenated
  • you have hydrogenated
  • he/she/it has hydrogenated
  • we have hydrogenated
  • you have hydrogenated
  • they have hydrogenated

Voltooid verleden tijd

  • ik had gehydrogeneerd
  • jij had gehydrogeneerd
  • hij/zij/het had gehydrogeneerd
  • wij hadden gehydrogeneerd
  • jullie hadden gehydrogeneerd
  • zij hadden gehydrogeneerd

Past perfect

  • I had hydrogenated
  • you had hydrogenated
  • he/she/it had hydrogenated
  • we had hydrogenated
  • you had hydrogenated
  • they had hydrogenated

Toekomende tijd I

  • ik zal hydrogeneren
  • jij zult hydrogeneren
  • hij/zij/het zal hydrogeneren
  • wij zullen hydrogeneren
  • jullie zullen hydrogeneren
  • zij zullen hydrogeneren

Future

  • I will hydrogenate
  • you will hydrogenate
  • he/she/it will hydrogenate
  • we will hydrogenate
  • you will hydrogenate
  • they will hydrogenate

Toekomende tijd II

  • ik zal gehydrogeneerd hebben
  • jij zult gehydrogeneerd hebben
  • hij/zij/het zal gehydrogeneerd hebben
  • wij zullen gehydrogeneerd hebben
  • jullie zullen gehydrogeneerd hebben
  • zij zullen gehydrogeneerd hebben

Future perfect

  • I will have hydrogenated
  • you will have hydrogenated
  • he/she/it will have hydrogenated
  • we will have hydrogenated
  • you will have hydrogenated
  • they will have hydrogenated

Conditionalis I

  • ik zou hydrogeneren
  • jij zou hydrogeneren
  • hij/zij/het zou hydrogeneren
  • wij zouden hydrogeneren
  • jullie zouden hydrogeneren
  • zij zouden hydrogeneren

Conditional present

  • I would hydrogenate
  • you would hydrogenate
  • he/she/it would hydrogenate
  • we would hydrogenate
  • you would hydrogenate
  • they would hydrogenate

Conditionalis II

  • ik zou hebben gehydrogeneerd
  • jij zou hebben gehydrogeneerd
  • hij/zij/het zou hebben gehydrogeneerd
  • wij zouden hebben gehydrogeneerd
  • jullie zouden hebben gehydrogeneerd
  • zij zouden hebben gehydrogeneerd

Conditional perfect

  • I would have hydrogenated
  • you would have hydrogenated
  • he/she/it would have hydrogenated
  • we would have hydrogenated
  • you would have hydrogenated
  • they would have hydrogenated

Imperatief

  • jij hydrogeneer
  • jullie hydrogeneert

Imperative

  • you hydrogenate
  • you hydrogenate