Vervoeging van ijken

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ijk
  • jij ijkt
  • hij/zij/het ijkt
  • wij ijken
  • jullie ijken
  • zij ijken

Present

  • I calibrate
  • you calibrate
  • he/she/it calibrates
  • we calibrate
  • you calibrate
  • they calibrate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ijkte
  • jij ijkte
  • hij/zij/het ijkte
  • wij ijkten
  • jullie ijkten
  • zij ijkten

Simple past

  • I calibrated
  • you calibrated
  • he/she/it calibrated
  • we calibrated
  • you calibrated
  • they calibrated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geijkt
  • jij hebt geijkt
  • hij/zij/het heeft geijkt
  • wij hebben geijkt
  • jullie hebben geijkt
  • zij hebben geijkt

Present perfect

  • I have calibrated
  • you have calibrated
  • he/she/it has calibrated
  • we have calibrated
  • you have calibrated
  • they have calibrated

Voltooid verleden tijd

  • ik had geijkt
  • jij had geijkt
  • hij/zij/het had geijkt
  • wij hadden geijkt
  • jullie hadden geijkt
  • zij hadden geijkt

Past perfect

  • I had calibrated
  • you had calibrated
  • he/she/it had calibrated
  • we had calibrated
  • you had calibrated
  • they had calibrated

Toekomende tijd I

  • ik zal ijken
  • jij zult ijken
  • hij/zij/het zal ijken
  • wij zullen ijken
  • jullie zullen ijken
  • zij zullen ijken

Future

  • I will calibrate
  • you will calibrate
  • he/she/it will calibrate
  • we will calibrate
  • you will calibrate
  • they will calibrate

Toekomende tijd II

  • ik zal geijkt hebben
  • jij zult geijkt hebben
  • hij/zij/het zal geijkt hebben
  • wij zullen geijkt hebben
  • jullie zullen geijkt hebben
  • zij zullen geijkt hebben

Future perfect

  • I will have calibrated
  • you will have calibrated
  • he/she/it will have calibrated
  • we will have calibrated
  • you will have calibrated
  • they will have calibrated

Conditionalis I

  • ik zou ijken
  • jij zou ijken
  • hij/zij/het zou ijken
  • wij zouden ijken
  • jullie zouden ijken
  • zij zouden ijken

Conditional present

  • I would calibrate
  • you would calibrate
  • he/she/it would calibrate
  • we would calibrate
  • you would calibrate
  • they would calibrate

Conditionalis II

  • ik zou hebben geijkt
  • jij zou hebben geijkt
  • hij/zij/het zou hebben geijkt
  • wij zouden hebben geijkt
  • jullie zouden hebben geijkt
  • zij zouden hebben geijkt

Conditional perfect

  • I would have calibrated
  • you would have calibrated
  • he/she/it would have calibrated
  • we would have calibrated
  • you would have calibrated
  • they would have calibrated

Imperatief

  • jij ijk
  • jullie ijkt

Imperative

  • you calibrate
  • you calibrate