Vervoeging van impress
Onbepaalde wijs (infinitief): to impress
Engels
Nederlands
Present
- I impress
- you impress
- he/she/it impresses
- we impress
- you impress
- they impress
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik raak
- jij raakt
- hij/zij/het raakt
- wij raken
- jullie raken
- zij raken
Simple past
- I impressed
- you impressed
- he/she/it impressed
- we impressed
- you impressed
- they impressed
Onvoltooid verleden tijd
- ik raakte
- jij raakte
- hij/zij/het raakte
- wij raakten
- jullie raakten
- zij raakten
Present perfect
- I have impressed
- you have impressed
- he/she/it has impressed
- we have impressed
- you have impressed
- they have impressed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geraakt
- jij hebt geraakt
- hij/zij/het heeft geraakt
- wij hebben geraakt
- jullie hebben geraakt
- zij hebben geraakt
Past perfect
- I had impressed
- you had impressed
- he/she/it had impressed
- we had impressed
- you had impressed
- they had impressed
Voltooid verleden tijd
- ik had geraakt
- jij had geraakt
- hij/zij/het had geraakt
- wij hadden geraakt
- jullie hadden geraakt
- zij hadden geraakt
Future
- I will impress
- you will impress
- he/she/it will impress
- we will impress
- you will impress
- they will impress
Toekomende tijd I
- ik zal raken
- jij zult raken
- hij/zij/het zal raken
- wij zullen raken
- jullie zullen raken
- zij zullen raken
Future perfect
- I will have impressed
- you will have impressed
- he/she/it will have impressed
- we will have impressed
- you will have impressed
- they will have impressed
Toekomende tijd II
- ik zal geraakt hebben
- jij zult geraakt hebben
- hij/zij/het zal geraakt hebben
- wij zullen geraakt hebben
- jullie zullen geraakt hebben
- zij zullen geraakt hebben
Conditional present
- I would impress
- you would impress
- he/she/it would impress
- we would impress
- you would impress
- they would impress
Conditionalis I
- ik zou raken
- jij zou raken
- hij/zij/het zou raken
- wij zouden raken
- jullie zouden raken
- zij zouden raken
Conditional perfect
- I would have impressed
- you would have impressed
- he/she/it would have impressed
- we would have impressed
- you would have impressed
- they would have impressed
Conditionalis II
- ik zou hebben geraakt
- jij zou hebben geraakt
- hij/zij/het zou hebben geraakt
- wij zouden hebben geraakt
- jullie zouden hebben geraakt
- zij zouden hebben geraakt
Imperative
- you impress
- you impress
Imperatief
- jij raak
- jullie raakt