Vervoeging van inhalen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik haal in
  • jij haalt in
  • hij/zij/het haalt in
  • wij halen in
  • jullie halen in
  • zij halen in

Present

  • I accost
  • you accost
  • he/she/it accosts
  • we accost
  • you accost
  • they accost

Onvoltooid verleden tijd

  • ik haalde in
  • jij haalde in
  • hij/zij/het haalde in
  • wij haalden in
  • jullie haalden in
  • zij haalden in

Simple past

  • I accosted
  • you accosted
  • he/she/it accosted
  • we accosted
  • you accosted
  • they accosted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingehaald
  • jij hebt ingehaald
  • hij/zij/het heeft ingehaald
  • wij hebben ingehaald
  • jullie hebben ingehaald
  • zij hebben ingehaald

Present perfect

  • I have accosted
  • you have accosted
  • he/she/it has accosted
  • we have accosted
  • you have accosted
  • they have accosted

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingehaald
  • jij had ingehaald
  • hij/zij/het had ingehaald
  • wij hadden ingehaald
  • jullie hadden ingehaald
  • zij hadden ingehaald

Past perfect

  • I had accosted
  • you had accosted
  • he/she/it had accosted
  • we had accosted
  • you had accosted
  • they had accosted

Toekomende tijd I

  • ik zal inhalen
  • jij zult inhalen
  • hij/zij/het zal inhalen
  • wij zullen inhalen
  • jullie zullen inhalen
  • zij zullen inhalen

Future

  • I will accost
  • you will accost
  • he/she/it will accost
  • we will accost
  • you will accost
  • they will accost

Toekomende tijd II

  • ik zal ingehaald hebben
  • jij zult ingehaald hebben
  • hij/zij/het zal ingehaald hebben
  • wij zullen ingehaald hebben
  • jullie zullen ingehaald hebben
  • zij zullen ingehaald hebben

Future perfect

  • I will have accosted
  • you will have accosted
  • he/she/it will have accosted
  • we will have accosted
  • you will have accosted
  • they will have accosted

Conditionalis I

  • ik zou inhalen
  • jij zou inhalen
  • hij/zij/het zou inhalen
  • wij zouden inhalen
  • jullie zouden inhalen
  • zij zouden inhalen

Conditional present

  • I would accost
  • you would accost
  • he/she/it would accost
  • we would accost
  • you would accost
  • they would accost

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingehaald
  • jij zou hebben ingehaald
  • hij/zij/het zou hebben ingehaald
  • wij zouden hebben ingehaald
  • jullie zouden hebben ingehaald
  • zij zouden hebben ingehaald

Conditional perfect

  • I would have accosted
  • you would have accosted
  • he/she/it would have accosted
  • we would have accosted
  • you would have accosted
  • they would have accosted

Imperatief

  • jij haal in
  • jullie haalt in

Imperative

  • you accost
  • you accost

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van inhalen