Vervoeging van inhalen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik haal in
- jij haalt in
- hij/zij/het haalt in
- wij halen in
- jullie halen in
- zij halen in
Present
- I address
- you address
- he/she/it addresses
- we address
- you address
- they address
Onvoltooid verleden tijd
- ik haalde in
- jij haalde in
- hij/zij/het haalde in
- wij haalden in
- jullie haalden in
- zij haalden in
Simple past
- I addressed
- you addressed
- he/she/it addressed
- we addressed
- you addressed
- they addressed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingehaald
- jij hebt ingehaald
- hij/zij/het heeft ingehaald
- wij hebben ingehaald
- jullie hebben ingehaald
- zij hebben ingehaald
Present perfect
- I have addressed
- you have addressed
- he/she/it has addressed
- we have addressed
- you have addressed
- they have addressed
Voltooid verleden tijd
- ik had ingehaald
- jij had ingehaald
- hij/zij/het had ingehaald
- wij hadden ingehaald
- jullie hadden ingehaald
- zij hadden ingehaald
Past perfect
- I had addressed
- you had addressed
- he/she/it had addressed
- we had addressed
- you had addressed
- they had addressed
Toekomende tijd I
- ik zal inhalen
- jij zult inhalen
- hij/zij/het zal inhalen
- wij zullen inhalen
- jullie zullen inhalen
- zij zullen inhalen
Future
- I will address
- you will address
- he/she/it will address
- we will address
- you will address
- they will address
Toekomende tijd II
- ik zal ingehaald hebben
- jij zult ingehaald hebben
- hij/zij/het zal ingehaald hebben
- wij zullen ingehaald hebben
- jullie zullen ingehaald hebben
- zij zullen ingehaald hebben
Future perfect
- I will have addressed
- you will have addressed
- he/she/it will have addressed
- we will have addressed
- you will have addressed
- they will have addressed
Conditionalis I
- ik zou inhalen
- jij zou inhalen
- hij/zij/het zou inhalen
- wij zouden inhalen
- jullie zouden inhalen
- zij zouden inhalen
Conditional present
- I would address
- you would address
- he/she/it would address
- we would address
- you would address
- they would address
Conditionalis II
- ik zou hebben ingehaald
- jij zou hebben ingehaald
- hij/zij/het zou hebben ingehaald
- wij zouden hebben ingehaald
- jullie zouden hebben ingehaald
- zij zouden hebben ingehaald
Conditional perfect
- I would have addressed
- you would have addressed
- he/she/it would have addressed
- we would have addressed
- you would have addressed
- they would have addressed
Imperatief
- jij haal in
- jullie haalt in
Imperative
- you address
- you address