Vervoeging van inkrimpen

Vertaling: reducir

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik krimp in
  • jij krimpt in
  • hij/zij/het krimpt in
  • wij krimpen in
  • jullie krimpen in
  • zij krimpen in

Indicativo presente

  • yo reduzco
  • reduces
  • él/ella reduce
  • nosotros reducimos
  • vosotros reducís
  • ellos/ellas reducen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kromp in
  • jij kromp in
  • hij/zij/het kromp in
  • wij krompen in
  • jullie krompen in
  • zij krompen in

Indefinido

  • yo reduje
  • redujiste
  • él/ella redujo
  • nosotros redujimos
  • vosotros redujisteis
  • ellos/ellas redujeron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingekrompen
  • jij hebt ingekrompen
  • hij/zij/het heeft ingekrompen
  • wij hebben ingekrompen
  • jullie hebben ingekrompen
  • zij hebben ingekrompen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he reducido
  • has reducido
  • él/ella ha reducido
  • nosotros hemos reducido
  • vosotros habéis reducido
  • ellos/ellas han reducido

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingekrompen
  • jij had ingekrompen
  • hij/zij/het had ingekrompen
  • wij hadden ingekrompen
  • jullie hadden ingekrompen
  • zij hadden ingekrompen

Pluscuamperfecto

  • yo había reducido
  • habías reducido
  • él/ella había reducido
  • nosotros habíamos reducido
  • vosotros habíais reducido
  • ellos/ellas habían reducido

Toekomende tijd I

  • ik zal inkrimpen
  • jij zult inkrimpen
  • hij/zij/het zal inkrimpen
  • wij zullen inkrimpen
  • jullie zullen inkrimpen
  • zij zullen inkrimpen

Futuro I

  • yo reduciré
  • reducirás
  • él/ella reducirá
  • nosotros reduciremos
  • vosotros reduciréis
  • ellos/ellas reducirán

Toekomende tijd II

  • ik zal ingekrompen hebben
  • jij zult ingekrompen hebben
  • hij/zij/het zal ingekrompen hebben
  • wij zullen ingekrompen hebben
  • jullie zullen ingekrompen hebben
  • zij zullen ingekrompen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré reducido
  • habrás reducido
  • él/ella habrá reducido
  • nosotros habremos reducido
  • vosotros habréis reducido
  • ellos/ellas habrán reducido

Conditionalis I

  • ik zou inkrimpen
  • jij zou inkrimpen
  • hij/zij/het zou inkrimpen
  • wij zouden inkrimpen
  • jullie zouden inkrimpen
  • zij zouden inkrimpen

Condicional

  • yo reduciría
  • reducirías
  • él/ella reduciría
  • nosotros reduciríamos
  • vosotros reduciríais
  • ellos/ellas reducirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingekrompen
  • jij zou hebben ingekrompen
  • hij/zij/het zou hebben ingekrompen
  • wij zouden hebben ingekrompen
  • jullie zouden hebben ingekrompen
  • zij zouden hebben ingekrompen

Condicional perfecto

  • yo habría reducido
  • habrías reducido
  • él/ella habría reducido
  • nosotros habríamos reducido
  • vosotros habríais reducido
  • ellos/ellas habrían reducido

Imperatief

  • jij krimp in
  • jullie krimpt in

Imperativo presente

  • reduce
  • vosotros reducid

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inkrimpen