Vervoeging van inlaten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik laat in
- jij laat in
- hij/zij/het laat in
- wij laten in
- jullie laten in
- zij laten in
Present
- I tamper
- you tamper
- he/she/it tampers
- we tamper
- you tamper
- they tamper
Onvoltooid verleden tijd
- ik liet in
- jij liet in
- hij/zij/het liet in
- wij lieten in
- jullie lieten in
- zij lieten in
Simple past
- I tampered
- you tampered
- he/she/it tampered
- we tampered
- you tampered
- they tampered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingelaten
- jij hebt ingelaten
- hij/zij/het heeft ingelaten
- wij hebben ingelaten
- jullie hebben ingelaten
- zij hebben ingelaten
Present perfect
- I have tampered
- you have tampered
- he/she/it has tampered
- we have tampered
- you have tampered
- they have tampered
Voltooid verleden tijd
- ik had ingelaten
- jij had ingelaten
- hij/zij/het had ingelaten
- wij hadden ingelaten
- jullie hadden ingelaten
- zij hadden ingelaten
Past perfect
- I had tampered
- you had tampered
- he/she/it had tampered
- we had tampered
- you had tampered
- they had tampered
Toekomende tijd I
- ik zal inlaten
- jij zult inlaten
- hij/zij/het zal inlaten
- wij zullen inlaten
- jullie zullen inlaten
- zij zullen inlaten
Future
- I will tamper
- you will tamper
- he/she/it will tamper
- we will tamper
- you will tamper
- they will tamper
Toekomende tijd II
- ik zal ingelaten hebben
- jij zult ingelaten hebben
- hij/zij/het zal ingelaten hebben
- wij zullen ingelaten hebben
- jullie zullen ingelaten hebben
- zij zullen ingelaten hebben
Future perfect
- I will have tampered
- you will have tampered
- he/she/it will have tampered
- we will have tampered
- you will have tampered
- they will have tampered
Conditionalis I
- ik zou inlaten
- jij zou inlaten
- hij/zij/het zou inlaten
- wij zouden inlaten
- jullie zouden inlaten
- zij zouden inlaten
Conditional present
- I would tamper
- you would tamper
- he/she/it would tamper
- we would tamper
- you would tamper
- they would tamper
Conditionalis II
- ik zou hebben ingelaten
- jij zou hebben ingelaten
- hij/zij/het zou hebben ingelaten
- wij zouden hebben ingelaten
- jullie zouden hebben ingelaten
- zij zouden hebben ingelaten
Conditional perfect
- I would have tampered
- you would have tampered
- he/she/it would have tampered
- we would have tampered
- you would have tampered
- they would have tampered
Imperatief
- jij laat in
- jullie laat in
Imperative
- you tamper
- you tamper